17740 |
gevoelloos (zijn) |
dood:
doëd (L271p Venlo),
dōēət (L271p Venlo),
zoals in "doeie vinger".
doēd (L271p Venlo),
geen gevoel:
gén geveul hubbe (L271p Venlo)
|
Gevoelloos: geen gevoel hebben, geen pijn voelen (dood, gevoelloos). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevromd wèère (L271p Venlo)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32966 |
gewas |
gewas:
(mv)
gǝwasǝ (L271p Venlo)
|
Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.]
I-4
|
21439 |
geweer |
geweer:
gewaer (L271p Venlo),
gəwéér (L271p Venlo)
|
een draagbaar vuurwapen bestemd om door één persoon met twee handen bediend te worden, ongeveer 1 à 1 1/2 meter lang [geweer, bunkje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gǝwø̜lǝf (L271p Venlo),
gǝwɛlǝf (L271p Venlo),
gəwøͅlf (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
muurschildering:
moorschildering (L271p Venlo),
schildering:
schildering (L271p Venlo)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
geweten (L271p Venlo)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25610 |
gewicht verliezen |
inbakken:
enbakǝ (L271p Venlo)
|
Het verliezen van gewicht bij het bakken van het brood. Volgens de informant van L 270 houdt dit verlies aan gewicht ± 10% in. [N 29, 48]
II-1
|
19264 |
gewillig |
bereidwillig:
bereidwillig (L271p Venlo),
gaarne:
gaer (L271p Venlo),
géér (L271p Venlo),
gewillig:
gewillig (L271p Venlo)
|
graag bereid om iets te doen [gewillig, gemoeiig, geer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18131 |
gewond |
gekwetst:
gekwets (L271p Venlo),
gewond:
gewond (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|