20024 |
kaaps viooltje |
kaaps viooltje:
idem
kaapsviooltje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
kaapsviooltje (Saintpaulia ionantha) [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
24676 |
kaardenbol |
distel:
?
distel (L271p Venlo)
|
kaarddistel [SGV (1914)]
III-4-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
keͅrs (L271p Venlo),
keͅrts (L271p Venlo),
Verklw. kerske
kers (L271p Venlo)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
23595 |
kaarsenaansteker |
kaarsenaansteker:
karseaanstaeker (L271p Venlo)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kersenbak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19422 |
kaarsendomper |
domper:
dômper (L271p Venlo)
|
Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23596 |
kaarsendover |
kaarsendover:
karsendauver (L271p Venlo)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23598 |
kaarsenpit |
lemmet (<lat.):
leemet (L271p Venlo),
lont:
lount (L271p Venlo)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22531 |
kaart die niet meetelt in het spel |
blanke, een ~:
blank (L271p Venlo),
blinde, een ~:
blinde (L271p Venlo)
|
Een kaart of kaarten die niet meetellen in het spel [bleuze, blanks, blanche]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22392 |
kaart met prentje |
prentje:
prentjə (L271p Venlo),
printje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|