20723 |
kleine hoeveelheid eten |
kriemeltje:
Syst. WBD
kriemelke (L271p Venlo)
|
Welk woord kent u voor een zeer kleine hoeveelheid eten (een brusselke, een kriemelke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22493 |
kleine knikker: glazen knikker |
glazen kuls:
glazen køͅls (L271p Venlo),
glazə køͅls (L271p Venlo),
glazeren, een ~:
eine glazere (L271p Venlo)
|
Glazen knikker met kleuren erin. || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klein neuske (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)]
III-1-1
|
24463 |
kleine schadelijke zoogdieren |
last van muizen, enz.:
las van muûs, enz. (L271p Venlo),
muizen:
muus (L271p Venlo)
|
schadelijke en hinderlijke grotere dieren als muizen, mollen, enz. [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
klei geld (L271p Venlo),
kleingeld (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] || kleingeld [SGV (1914)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
gruimpje:
verouderd; Venlo Wb. "grumele"= kruimelen; cf. Weijnen en WLD III, 2 eten en drinken (greumel)
grumke (L271p Venlo),
kleinkind:
kleinkind (L271p Venlo),
kleinkinder
kleinkind (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
kleinkinder:
kleinkinder (L271p Venlo)
|
kleinkind [SGV (1914)] || kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24450 |
kleinste dier van het nest |
achterblijver:
WLD
achterbliêver (L271p Venlo),
kleinste:
de kleinste (L271p Venlo),
ozelaar:
ozelaer (L271p Venlo),
WLD
oozəléér (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)]
III-4-2
|
28719 |
kleinwerker |
kleinwerker:
kleinwerker (L271p Venlo)
|
Vakman of kleermaker die alleen kleine kledingstukken zoals broeken en vesten maakt. [N 59, 194a]
II-7
|
20348 |
kleinzoon |
kleinzoon:
kleinzoon (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
kleinzoon [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32013 |
klemgereedschap |
spangereedschap:
spangǝręjtsxap (L271p Venlo)
|
De algemene benaming voor het span- en klemgereedschap zoals dat door timmerlui en andere houtbewerkers wordt gebruikt bij het lijmen of aan de werkbank. [N 53, 215]
II-12
|