22471 |
knikkers laten rollen |
lurmen:
lörme (L271p Venlo),
lörmen (L271p Venlo),
rollen:
rolle (L271p Venlo)
|
De knikkers zacht op het doel af laten lopen, met het oog goed op de anderen gevestigd, om hem te raken. || Een bal langzaam laten lopen, bv. bij het beugelen. || Knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22503 |
knikkers laten stuiteren |
kletsen:
kletse (L271p Venlo),
knutschieten:
knutscheete (L271p Venlo),
knutschete (L271p Venlo),
knutscheten (L271p Venlo),
NB knutvink: verkeerde manier met knikkeren.
knutscheete (L271p Venlo),
vgl. knutvink, 1. Kind dat op de verkeerde manier knikkert; 2. Klungelaar.
knutschete (L271p Venlo),
stuiteren:
stuitere (L271p Venlo)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Bepaalde vorm van knikkeren. || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkeren. || Knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
een goede teek:
(plaats).
eine gooien teek (L271p Venlo),
knoersen:
knoerse (L271p Venlo),
knutschieten:
(op de knokkels).
knoert scheete (L271p Venlo),
kruiven:
kroeve (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
lurmen:
luurme (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lörme (L271p Venlo),
opzetten:
opzitte (L271p Venlo),
putje minnevijf:
poetje mienevief (L271p Venlo),
poetje minnevīēf (L271p Venlo),
schieten:
scheete (L271p Venlo)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)], [SGV (1914)] || Bij t knikkeren of kegelen met een lange armzwaai de worp verrichten. || Bv. bij het knikkeren de afstand opzettelijk verkorten. || De knikkers in een rond of vierkant perkje zetten om ze weg te schieten. || Oneerlijk spelen bij het knikkeren. || Uitdrukken bij het knikkeren. || Uitdrukking bij het knikkeren.
III-3-2
|
23004 |
knikkerzakje |
kulsenbuidel:
kölsenbuul (L271p Venlo)
|
1. Knikkerzak.
III-3-2
|
25601 |
knipbrood |
opengeknipt:
ǭpǝ gǝknep (L271p Venlo)
|
Brood waarin met behulp van schaar of mes een gleuf is aangebracht. Voor de overige broodsoorten en producten van het bakken zij verwezen naar het deel "Algemene Woordenschat". [N 29, 44b; N 29, 44a; N 29, 43]
II-1
|
17784 |
knipogen |
een knipoogje geven:
en knipuigskə gévə (L271p Venlo),
een oogje knijpen:
`n eugske kniepe (L271p Venlo),
ein uigske kniêpe (L271p Venlo),
oogje knijpen:
uigske kniepe (L271p Venlo),
uigske knīēpe (L271p Venlo)
|
knipogen [SGV (1914)] || Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28942 |
knippatroon |
patroon:
patruǝn (L271p Venlo),
pǝtrōǝn (L271p Venlo)
|
Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.]
II-7
|
28947 |
knippen, snijden |
snijden:
sni-jǝ (L271p Venlo),
sniǝ (L271p Venlo)
|
Het uitsnijden van het patroon uit de stof of de stof met de schaar volgens patroon in stukken verdelen. Het object stof, patroon, kleed, stuk is bij de woordtypen knippen en snijden niet gedocumenteerd. [N 59, 50; N 62, 3; Gi, 1.IV, 21; MW]
II-7
|
24187 |
knobbelzwaan |
zwaan:
voor alle soorten zwanen
zwane (L271p Venlo)
|
zwaan: knobbelzwaan (152 dezelfde als de tamme zwaan [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20857 |
knoeien |
slabben:
slabbe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)]
III-2-3
|