18071 |
kroep |
kroep:
kroep (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
krŏĕp (L271p Venlo),
króp (L271p Venlo)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17579 |
kroeshaar |
kroeshaar:
kroeshaor (L271p Venlo),
kroeshoar (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
kroèshaor (L271p Venlo),
spoeshaar:
spoeshoar (L271p Venlo)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21067 |
krokant |
knusperig (du.):
knoesperig (L271p Venlo)
|
croquant (gebakken)
III-2-3
|
20120 |
krols |
maarts:
mierts (L271p Venlo)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N C (1962)]
III-2-1
|
25010 |
krom, met bochten |
krom:
kromp (L271p Venlo),
krómp (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
krômp (L271p Venlo),
(o bijna oo).
kromp (L271p Venlo)
|
afwijkend van een rechte lijn met een of meer bochten [krom, kromp, slom] [N 91 (1982)] || krom [SGV (1914)] || krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)]
III-4-4
|
28870 |
kromme lat |
kromme lat:
krǫmǝ lat (L271p Venlo)
|
Een gebogen lat die men gebruikt bij het tekenen en uitmeten van het patroon. Deze moet zo gebogen zijn dat daarlangs kanten van schoot en revers gemakkelijk getrokken worden. De lat is bij voorkeur gemaakt van een niet splinterende houtsoort (Gerritse, pag. 19). Zie afb. 4. [N 59, 3b]
II-7
|
25011 |
krommen |
buigen:
buige (L271p Venlo)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
buigen:
buige (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
buigə (L271p Venlo),
bukken:
bøkke (L271p Venlo),
krom (bn.):
kromp (L271p Venlo),
krommen:
kròmmə (L271p Venlo),
ombuigen:
umbuige (L271p Venlo)
|
krommen [SGV (1914)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31349 |
krompasser |
krompasser:
krompasǝr (L271p Venlo),
meetpasser:
mē̜tpasǝr (L271p Venlo)
|
Passer met gebogen benen en stompe punten die dient om bolvormige en onregelmatige vormen op te meten. De wagenmaker bijvoorbeeld gebruikt de krompasser bij het draaien van wielnaven. Hij meet er de doorsnede van de naven mee op. Zie ook afb. 109. In Bilzen (Q 83) werden met de verdiktepasser de spijlen van trapleuningen nagemeten. Die werden balusters (baløstǝrs) genoemd. Zie ook het lemma ɛbalusterɛ in Wld II.9, pag. 152.' [N 53, 193b-c; N G, 16a]
II-12
|
21502 |
kroon |
haspel:
haspǝl (L271p Venlo)
|
Soort haspel op een spil die dient om er een streng inslaggaren op te hangen bij het spoelen. Zie ook afb. 63. [N 39, 102a]
II-7
|