30146 |
kroonlijst |
tand:
tant (L271p Venlo)
|
Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.]
II-9
|
23381 |
kroonluchter |
kaarsenluchter:
kerseluchter (L271p Venlo),
kroonluchter:
kroenluchter (L271p Venlo),
kroonluchter (L271p Venlo)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32296 |
kroosschaaf |
groefschaaf:
grōfsxāf (L271p Venlo),
grondschaaf:
grontsxāf (L271p Venlo)
|
In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.]
II-12
|
20591 |
kroppen, gezegd van voedsel |
in de keel blijven steken:
in də kèèl blîêvə stéékə (L271p Venlo),
opkroppen:
opkroppe (L271p Venlo)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24484 |
kruid (alg.) |
kruid:
kroèd (L271p Venlo)
|
kruid
III-4-3
|
20658 |
kruiden, specerijen |
gekruiden:
gekruuje (L271p Venlo),
kruiden:
kruuie (L271p Venlo),
kruuje (L271p Venlo),
WLD
kruje (L271p Venlo),
krūūjə (L271p Venlo),
toekruid:
WLD
tŏĕkrōēt (L271p Venlo)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)] || geheel van specerijen || specerijen
III-2-3
|
21560 |
kruidenier |
kruidenier:
krūūdəneer (L271p Venlo),
winkelier:
winkeleer (L271p Venlo),
winkelier (L271p Venlo)
|
een winkelier, kleine handelaar in koffie, thee, rijst, meel, zout, zeep, gedroogde vruchten, specerijen enz. [kruidenier, epicier, komenij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20587 |
kruidenjenever |
bittere:
bittere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
bonenkamp:
boënekamp (L271p Venlo),
boënəkamp (L271p Venlo),
elsje:
elske (L271p Venlo),
katsje:
meestal Cats elixer
ketske (L271p Venlo)
|
jonge jenever met kruidenbitter vermengd || kruidenjenever; Hoe noemt U: Jenever met kruiden (pop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20055 |
kruidje-roer-me-niet |
kruidje-roer-me-niet:
idem
kruidje-roer-me-niet (L271p Venlo)
|
Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.) [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
20805 |
kruidnagel |
kruidnagel:
kroèdnagel (L271p Venlo),
krōēdnagel (L271p Venlo)
|
kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|