32087 |
lijmkachel |
lijmkachel:
līmkaxǝl (L271p Venlo)
|
Lange stoof waarop het hout wordt verwarmd als dit gelijmd moet worden met warme lijm. [N 54, 8]
II-12
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
lijmtang:
līmtaŋ (L271p Venlo),
sergeant:
sǝržant (L271p Venlo)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
32016 |
lijmkop, bek |
stootblok:
stūǝt˱blǫk (L271p Venlo)
|
Het beweegbare, respectievelijk het vaste gedeelte van een lijmknecht dat op het been bevestigd is en tegen het werkstuk aandrukt. [N 53, 217d]
II-12
|
32086 |
lijmkrabber |
lijmkratser:
līmkratsǝr (L271p Venlo)
|
In het algemeen een krabber om gemorste of overtollige lijm te verwijderen. Als lijmkrabber kunnen verschillende werktuigen worden gebruikt zoals een beitel, een schraapstaal of een verfkrabber. [N 54, 7]
II-12
|
32085 |
lijmkwast |
lijmkwast:
līmkwas (L271p Venlo)
|
De kwast waarmee de vloeibare lijm wordt uitgestreken. [N 54, 6]
II-12
|
32084 |
lijmpot |
lijmpot:
līmpǫt (L271p Venlo)
|
Een koperen of ijzeren pot waarin bepaalde lijmsoorten op een vuur gekookt of vloeibaar worden gemaakt. De lijmpot bestaat meestal uit een binnen- en een buitenpot. De buitenpot is met water gevuld. Zie ook afb. 151. [N 54, 4; monogr.]
II-12
|
32148 |
lijmstrijkijzer |
lijmbout:
līmbǫlt (L271p Venlo),
strijkijzer:
strīk˱īzǝr (L271p Venlo)
|
Stuk massief gietijzer met ijzeren steel en houten handvat, dat wordt gebruikt om de lijm onder het fineer opnieuw te verwarmen. Op deze wijze kan eventuele overtollige lijm onder het fineer met behulp van de belijmhamer weggestreken worden. Zie ook afb. 167. [N 54, 5; N 56, 36]
II-12
|
32017 |
lijmtang |
handschroef:
hantsxrūf (L271p Venlo)
|
Een kort ijzeren of houten werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. De metalen lijmtang bestaat uit een been waarop een vaste en een verschuifbare bek zijn aangebracht. De verschuifbare bek is voorzien van een draadspil met handvat waarmee de klem tegen de te lijmen delen vastgeklemd kan worden. Zie ook afb. 122. [N 53, 217a; monogr.]
II-12
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
schreef:
sxrēf (L271p Venlo),
streep:
streep (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaad:
līnzǭt (L271p Venlo)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|