21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzaadmeel:
[lijnzaad]mɛ̄l (L271p Venlo)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
lijsterbes:
-
liesterbes (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lijsterkral:
liesterkralle (mv.) (L271p Venlo),
lièsterkralle (mv.) (L271p Venlo),
-
liesterkrallen (L271p Venlo)
|
lijsterbes || lijsterbes (Sorbus aucuparia) [DC 26 (1954)]
III-4-3
|
20492 |
likken |
lekken:
lekke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
lekkə (L271p Venlo),
lèkke (L271p Venlo),
lèkkə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
Syst. WBD
stinkkies (L271p Venlo),
stinkkiës (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
Verklw. stinkkieëske
stinkkieës (L271p Venlo)
|
Limburgse kaas || Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20904 |
limonade |
limonade:
liemenaad (L271p Venlo),
limenaat (L271p Venlo),
voor zover ik weet is voor rietje geen venloos woord, kende men vroeger niet
limmenaad (L271p Venlo)
|
limonade || limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24486 |
linde |
lindeboom:
lindebuim mv (L271p Venlo),
lindenboum (L271p Venlo)
|
linde || lindeboom
III-4-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
lindeblaad (L271p Venlo)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
28645 |
lindehoning |
lindehoning:
lendǝhōneŋ (L271p Venlo)
|
Honing afkomstig van de lindebloesem. De linde is met koolzaad, heide, fruit en klaver één van de belangrijkste drachtbronnen. Men spreekt van lindehoning, heihoning enz., wanneer de nectar van die bepaalde boom of plant voor het grootste deel de grondstof vormt voor honing. Naast de genoemde drachtbronnen kunnen allerlei soorten bomen en planten als acacia, distel, korenbloem, wilde klaver, boekweit en kastanje leveranciers zijn van nectar. Per plant of boom is de hoeveelheid bloesem en dus ook de nectar van jaar tot jaar wisselvallig en sterk afhankelijk van factoren zoals weer en vruchtbaarheid van de bodem. De verschillende drachtbronnen beīnvloeden kleur, smaak, vochtigheidsgehalte en geur van de honing. Zo is lindehoning amberkleurig en dun vloeibaar met een naar munt zwemende geur (De Roever, pag. 380). [N 63, 112b; Ge 37, 133; monogr.]
II-6
|
21478 |
liniaal |
lijn:
(oud).
lien (L271p Venlo),
liniaal:
liniaal (L271p Venlo),
lĭĕnĭĕjáál (L271p Venlo),
(modern).
lienjaal (L271p Venlo),
meetlat:
maetlat (L271p Venlo)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
34091 |
linkerachterkwartier |
links achter:
leŋks axtǝr (L271p Venlo)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|