19029 |
luilak |
flots:
verouderd woord
floets (L271p Venlo),
luierik:
luierik (L271p Venlo),
vuilik:
voelik (L271p Venlo),
voellik dêste bis (L271p Venlo)
|
lui persoon || luierik || luilak [DC 11] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)]
III-1-4
|
23452 |
luiportaal |
portaal (<oudfr.):
portaol (L271p Venlo)
|
Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17734 |
luisteren |
luisteren:
luustere (L271p Venlo),
scherp luustere (L271p Venlo)
|
[N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)]
III-1-1
|
31582 |
luns |
luns:
løns (L271p Venlo)
|
Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.]
II-11
|
20566 |
lurken |
lurken:
lörke (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
lörkə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20486 |
lusten |
gaarne lusten:
géér löstə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
gek zijn op:
gèk zien op (L271p Venlo),
houden van:
haldə van (L271p Venlo),
lusten:
lèùste (L271p Venlo),
lôste (L271p Venlo),
löste (L271p Venlo),
löstə (L271p Venlo),
mogen:
meuge (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17696 |
maag |
maag:
maag (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
maag [maach, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23871 |
maagden in de processie |
maagdenkoor:
maagdenkoor (L271p Venlo)
|
De grotere meisjes, de jonge vrouwen die, in het wit gekleed, meelopen in de sacramentsprocessie, terwijl ze elk een palmtak (maagdenpalm) of samen een Mariabeeld dragen (maagden, maagdenkoor). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
28508 |
maagdenzwerm |
maagdenzwerm:
māxdǝzwɛrm (L271p Venlo)
|
Eerste zwerm uit een bijenvolk dat zelf dat jaar uit een normaal afgevlogen voorzwerm is ontstaan. [N 63, 37b; JG 1a+1b; JG 2b-5, 8; N 63, 37e; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
32884 |
maaibalk |
maaibalk:
mē̜i̯balǝk (L271p Venlo)
|
De lange arm aan de maaimachine, voorzien van naar voren stekende driehoekige messen. Zie afbeelding 6, nummer 1. [N J, 1b; monogr.]
I-3
|