21711 |
marktplein |
markt:
mèrt (L271p Venlo),
mérret (L271p Venlo)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
marmər (L271p Venlo),
màrmer (L271p Venlo),
mármər (L271p Venlo)
|
marmer [SGV (1914)] || marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
ein marmele beeld (L271p Venlo),
ein marmere beeld (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
en marmere beeld (L271p Venlo),
marmere beeld (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
èn marmer beelt (L271p Venlo),
⁄n marmer beeld (L271p Venlo),
⁄n marmere beelt (L271p Venlo),
ps. invuller twijfelt over het antwoord!
marmer beeld ?? (L271p Venlo)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21850 |
mars (wbd) |
kistje:
kistje (L271p Venlo),
kramer:
kriëmer (L271p Venlo),
krīēmər (L271p Venlo)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
bunzing:
WLD
bunzung (L271p Venlo),
das:
das (L271p Venlo),
marter:
maarter (L271p Venlo),
marter (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
màrtər (L271p Venlo),
ulk:
WLD
íelek (L271p Venlo),
wezel:
WLD
wezel (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
maske:
maske (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
masker:
mAskər (L271p Venlo)
|
1. Masker. || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L271p Venlo),
pikhaak:
pekhǭk (L271p Venlo)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
19393 |
matras |
matras:
matras (L271p Venlo),
mətras (L271p Venlo),
Verklw. metreske
metras (L271p Venlo)
|
Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] || matras
III-2-1
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenpak:
matroesepak (L271p Venlo),
matrozenpakje:
matroëzepekske (L271p Venlo),
idiosyncr.
metroëzepekske (L271p Venlo)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
22491 |
matsen |
samenspannen:
samenspanne (L271p Venlo),
samenspelen:
samespeule (L271p Venlo)
|
In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|