19360 |
minachten; minachtend |
minachtend:
mináchtənt (L271p Venlo),
niet mogen:
neet meuge (L271p Venlo),
schamper:
schamper (L271p Venlo)
|
blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18795 |
minderen |
afminderen:
aafminderen (L271p Venlo),
minderen:
mindere (L271p Venlo)
|
Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] || minderen [SGV (1914)]
III-1-3
|
20406 |
minderjarig |
minderjarig:
minderjörig (L271p Venlo)
|
minderjarig [SGV (1914)]
III-2-2
|
20460 |
minnaar |
bijzit:
beejzit (L271p Venlo),
liefste:
leefste (L271p Venlo),
vent:
vént (L271p Venlo)
|
minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23917 |
mirakel |
wonder:
wónder (L271p Venlo)
|
Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23304 |
mis |
mis:
mis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
De Eucharistieviering, de H. Mis [de mis, de mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23523 |
mis met drie heren |
drieherenmis:
dreej hieere mis (L271p Venlo),
mis met drie heren:
mis met 3 heren (L271p Venlo),
mis met dreej hieere (L271p Venlo)
|
Een plechtige H. Mis waarin een celebrant, een dialen en een subdiaken voorgaan [drieherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23524 |
mis met vier heren |
mis met vier heren:
mis met veer hieere (L271p Venlo)
|
Een plechtige H. Mis waarin naast de genoemde drie, ook nog - gehuld in koorkap - een presbyter assistens voorgaat [vierherige mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23517 |
mis uit dankbaarheid |
dankdienst:
dankdeens (L271p Venlo),
dankmis:
dankmis (L271p Venlo)
|
Een H. Mis uit dankbaarheid, tot zekere intentie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23509 |
mis voor een overledene |
begrafenismis:
begrafenismis (L271p Venlo),
dodenmis:
doojemis (L271p Venlo)
|
Een mis voor een overledene [zielmis, zielemis, zieledienst, dodenmis, zwarte mis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|