28547 |
najaarsdracht |
najaarsdracht:
najaarsdracht (L271p Venlo)
|
De periode van het najaar waarin de bijen vliegen op bloesem van de dan bloeiende planten, bloemen en bomen. In vragenlijst N 63, vraag 50c is gevraagd naar de bloemen, planten en bomen waarvandaan de bijen in het najaar honing en stuifmeel halen. De antwoorden op deze vraag geven het volgende resultaat. Bomen komen nu nauwelijks aan bod. In het najaar vliegen de bijen op vooral de heide. Tegenwoordig is die haalbron veel minder geworden door de achteruitgang van de heide. Verder wordt gevlogen op klimop, zonnepitten, sierplanten, borage, herik en tuinbloemen. Uiteraard zullen er nog meer haalmogelijkheden voor de bij zijn. [N 63, 48; N 63, 50c]
II-6
|
28644 |
najaarshoning |
heihoning:
heihoning (L271p Venlo)
|
Soort honing die uit de nectar van najaarsbloesem, vooral heidebloesem, is bereid. [N 63, 112a; monogr.]
II-6
|
25592 |
narijs |
narijzen:
nǭrīzǝ (L271p Venlo)
|
Na het bewerken en opmaken van het deeg kan de laatste rijs, de narijs, beginnen. Het deeg moet nog enige tijd rijzen in de bus, het blik, de rijskast, voordat het in de oven geschoven kan worden. Men moet bij de narijs erop leggen dat temperatuur en vochtigheid van de lucht voldoende zijn (Schoep blz. 102). Zowel een te lage als een te hoge temperatuur beïnvloeden het deeg ongunstig, terwijl de vochtigheid van de lucht ook niet te hoog mag zijn. Het verdient aanbeveling de narijs te laten geschieden in een afzonderlijke ruimte, waar men zowel de temperatuur als de vochtigheid van de lucht in de hand heeft. Volgens de informant van L 330 duurt de narijstijd een half uur. [N 29, 39b; N 29, 39a]
II-1
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
afkemmen:
āfkęi̯mǝ (L271p Venlo),
eggen:
ē̜gǝ (L271p Venlo),
harken:
hęrǝkǝ (L271p Venlo)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
25393 |
nascheren |
nascheren:
nǭsxɛ̄rǝ (L271p Venlo),
nǭšē̜rǝ (L271p Venlo)
|
De haren die na het afkrabben van de opperhuid zijn blijven zitten met een mes of iets dergelijks verwijderen. [N 28, 32; N 28, 25; monogr.]
II-1
|
25124 |
natte sneeuw |
knats:
knats (L271p Venlo),
knetsj (L271p Venlo),
natte sneeuw:
naate sniëj (L271p Venlo),
nate snièjə (L271p Venlo),
nààtə snīēj (L271p Venlo),
nááttə snīējə (L271p Venlo),
prats:
prats (L271p Venlo)
|
dooiende sneeuw/ijs || natte sneeuw || verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] || vuile, smeltende sneeuw die op de grond ligt
III-4-4
|
25012 |
nauw, eng |
eng:
ing (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
eng || klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)]
III-4-4
|
28582 |
nauwelijks stekende bijen |
rustige bijen:
(enk)
rø̜stegǝ bej (L271p Venlo)
|
Volk dat nauwelijks steekt. Het ene ras is zachtaardiger dan het andere. Dit kan een gevolg zijn van veredeling op zwermtraagheid en krachtig broeden. Deze twee factoren verminderen de lust tot steken. [N 63, 73e; Ge 37, 126; monogr.]
II-6
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
precies:
persiês (L271p Venlo),
puntelijk:
puntelijk (L271p Venlo),
secuur:
sekuur (L271p Venlo),
səkūūr (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zorgelijk:
zörgelik (L271p Venlo)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17766 |
navel |
buiknagel:
boeknagel (L271p Venlo),
bŏĕknáágəl (L271p Venlo),
buiknavel:
boeknavel (L271p Venlo),
bōēknavel (L271p Venlo),
navel:
navel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ná:vel (L271p Venlo)
|
navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|