21186 |
oorlogsschip |
oorlogschip?:
oorlògscheep (L271p Venlo),
oorlogsschip:
oorlogsscheep (L271p Venlo)
|
een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
ōērbél (L271p Venlo),
oorbelletje:
oêrbélkes (L271p Venlo),
orenbel:
oërebel (L271p Venlo)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
draai:
drei (L271p Venlo),
klets om de oren:
klets um de ōēre (L271p Venlo),
oorveeg:
oervaeg (L271p Venlo),
ōērvééch (L271p Venlo)
|
Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19409 |
oorvormig handvat |
handsvat:
handsvaat (L271p Venlo),
oor:
oër∂ (L271p Venlo)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
oerworm (L271p Venlo),
oeërworm (L271p Venlo),
ōērworm (L271p Venlo),
orenworm:
oereworm (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
oerewörm (L271p Venlo)
|
oorworm || oorworm (firficula auricularia) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
lopertje:
-
luiperkes (L271p Venlo),
oostindische kers:
idem
oostindische kers (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
[DC 60A (1985)]oostindische kers (Tropaeolum majus L.) [DC 60a (1985)]
I-7, III-2-1
|
24868 |
oot |
vlughaver:
-
vluughaver (L271p Venlo),
wilde haver:
-
wilde haver (L271p Venlo)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
vlughaver:
vlȳghāvǝr (L271p Venlo),
wilde haver:
wilde haver (L271p Venlo)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart doen:
beevaart dôôn (L271p Venlo),
een bidvaart doen:
ein bidvaart doon (L271p Venlo),
met de processie meegaan:
met de presèssie mei gaon (L271p Venlo),
op bedevaart gaan:
op baejvaart gaon (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
op baevaart gaon (L271p Venlo),
op baevert gaon (L271p Venlo),
op beivaart gaon (L271p Venlo),
op bédévaart gaon (L271p Venlo),
op bidtocht gaan:
op bidtoch gaon (L271p Venlo),
te bedevaart gaan:
te bèjevaart gaon (L271p Venlo)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
25358 |
op de borrel gaan |
bloeddrupje:
blōtdrø̜pkǝ (L271p Venlo)
|
Voordat een varken geslacht wordt, komen de buren het prijzen in de hoop op een borrel te worden getrakteerd. Ook komt het voor dat dit gebeurt, als het varken gedood is. Soms blijven de inspanningen die men zich voor de borrel moet getroosten beperkt tot wat prijzende woorden, soms helpt men even mee het varken op de grond te trekken of het dier vast te houden, zodat de slachter het de keel kan doorsnijden. [N 28, 4]
II-1
|