17866 |
opschuiven |
doorschuiven:
doorschuuve (L271p Venlo),
opschuiven:
opschuuve (L271p Venlo),
opschuven (L271p Venlo),
opschûve (L271p Venlo),
ópschūūvə (L271p Venlo)
|
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19290 |
opspelen |
opspelen:
opspeule (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
ópspeulə (L271p Venlo)
|
zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28431 |
opspijlen |
korf opspijlen:
kǫrf opspilǝ (L271p Venlo),
roerstekken derin doen:
rø̄ǝrstɛkǝ dren dōn (L271p Venlo)
|
De korf van spijlen voorzien. Zie ook het lemma Verstevigingsspijlen. [N 63, 7a]
II-6
|
34020 |
opstaan |
allez-op:
alē ǫp (L271p Venlo)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
32936 |
opsteker |
opsteker:
ǫpstē̜kǝr (L271p Venlo)
|
Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-4
|
33730 |
optilbaar hek |
hek:
hɛk (L271p Venlo),
poort:
pǭrt (L271p Venlo)
|
Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.]
I-8
|
17900 |
optillen |
heffen:
höffe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
opheffen:
ophöffe (L271p Venlo),
òphèùfə (L271p Venlo),
óphuffə (L271p Venlo)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)] || optillen [RND]
III-1-2
|
28579 |
optissen |
opbruisen:
opbrūzǝ (L271p Venlo)
|
Het maken van geluid door de bijen als men de korf of kast opent. [N 63, 72]
II-6
|
29979 |
optoppen, oplangen |
optoppen:
ǫptǫpǝ (L271p Venlo)
|
De steiger verhogen door de staanders met behulp van palen, de zgn. 'optoppers', te verlengen. De optoppers worden door middel van touwen aan de staanders gebonden en ze rusten op een op de staander gespijkerde, houten klos. [N 32, 5a; monogr.]
II-9
|
29980 |
optopper |
optopper:
ǫptǫpǝr (L271p Venlo),
verlengpaal:
vǝrlɛŋpǭl (L271p Venlo
[(meervoud: vǝrleŋpø̜̄l)]
)
|
Houten paal waarmee de staander wordt verlengd. De optoppers worden met touwen aan de staanders vastgebonden en rusten op houten klossen die op de staanders zijn bevestigd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5b]
II-9
|