19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertuug (L271p Venlo)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertuge (L271p Venlo)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
euverwaeg (L271p Venlo),
êûvərwèèg (L271p Venlo)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
nadenken:
nao dinkə (L271p Venlo),
naodinke (L271p Venlo),
overdenken:
euverdinke (L271p Venlo),
euvər dinkə (L271p Venlo),
prakkiseren:
prakkezere (L271p Venlo),
uitdenken:
oetdinke (L271p Venlo)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31844 |
overzijschaaf |
kantschaaf:
kantsxāf (L271p Venlo)
|
Sponningschaaf zonder geleider(s), waarvan de zool en de beitelsnede aan één of aan beide kanten breder zijn dan het schaafblok. De overzijschaaf wordt gebruikt om reeds geschaafde sponningen te verbreden of op te zuiveren. Zie ook afb. 40. [N 53, 67]
II-12
|
24340 |
paaien |
kuiten:
koêten (L271p Venlo),
kuitschieten:
koêt scheete (L271p Venlo),
WLD
koêt schete (L271p Venlo),
paaien:
WLD
pāājə (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
weipaal:
węi̯pǭl (L271p Venlo)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
22804 |
paar of onpaar |
omp of paar:
[Met afbeelding ómp].
ómp of paar (L271p Venlo),
In dit gebruik bewaard.
ômp of paar (L271p Venlo),
Sub paar.
ómp of paar (L271p Venlo),
paar of omp:
Neen, vroeger speelde men wel paar of omp kruis of munt.
paar of ômp (L271p Venlo),
poks en doel:
Kinderspel.
pôks en doel (L271p Venlo)
|
Even en oneven || Oneven of even. || Soms schijnt het [omp] alleen nog in het kinderspel bewaard. De kinderen laten elkaar raden: on of even, paar of omp, paar of ompert, effen of ontjes, enz. Kent u een dergelijk woord op deze manier? Zo ja, hoe luidt het en hoe gebruiken de kinderen het? [DC 31 (1959)]
III-3-2
|
29635 |
paard |
paard:
pē̜rt (L271p Venlo)
|
[JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18]
I-9
|
33833 |
paard met een scheve heup |
(met een) scheve heup:
šęi̯vǝ hø̄p (L271p Venlo)
|
Een paard van ongelijke heuphoogte. Dit gebrek komt meer bij koeien dan bij paarden voor. Zie afbeelding 6. [N 8, 94a]
I-9
|