24225 |
pimpelmees |
blauwmeesje:
blaumiëske (L271p Venlo),
pimpelmees:
pimpelmees (L271p Venlo),
pimpelmiës (L271p Venlo)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20811 |
pinda |
olienootje:
aolieneutje (L271p Venlo)
|
pinda
III-2-3
|
17670 |
pink |
pink:
peŋk (L271p Venlo),
pink (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-1
|
22365 |
pinkelen |
kneien:
knaeje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
knɛ̄jə (L271p Venlo)
|
2. Jongensspel met slaghout en aangepunt stokje (de knaej). || Het spel waarbij een stokje dat aan beide kanten aangepunt is, met een langere stok omhoog- en weggeslagen wordt [kiskassen, kallen, pinkelen, pinkeren, giezen, klink spelen, -doen, -slagen, hillen, lillen, kisslagen, kissen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
knei:
knae (L271p Venlo),
knaej (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
knɛ̄j (L271p Venlo)
|
Het kleine stokje dat wegvliegt [kal, kis, giet, goes, goers, hil]. [N 88 (1982)] || Speeltuig van jongens.
III-3-2
|
24881 |
pinksterbloem |
klokje:
klø̜kskǝ (L271p Venlo),
fon.
kloekskə (L271p Venlo),
pinksterbloem:
peŋkstǝrblōm (L271p Venlo),
-
pinksterbloom (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
pinkstere (L271p Venlo),
pinksteren (L271p Venlo)
|
Pinksteren [SGV (1914)] || Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
25253 |
pint, maat van 0,5 liter |
pint:
(vloeistof).
pint (L271p Venlo)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,5 liter [snelleke, pint, schopje, schep, wup, leers] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20060 |
pioen |
balroos:
balroeës (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
-
balroëzen (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
balroes (L271p Venlo),
pioen:
-
pioen (L271p Venlo),
mij is alleen de benaming bekend
pioen (L271p Venlo),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (L271p Venlo)
|
[DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
keldermot:
keldermôt (L271p Venlo),
kelderrat:
kelderrat (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
kelderratte (L271p Venlo),
pissebed:
WLD
pissəbèt (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|