22890 |
rechtsachter |
rechtsback (<eng.):
rechsbek (L271p Venlo)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21720 |
rechtspreken |
berechten:
berechte (L271p Venlo),
bərègtə (L271p Venlo)
|
rechtspreken [rechten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17616 |
rechtstaande oren |
flaporen:
flapoëre (L271p Venlo)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsbuiten:
rechsbōēte (L271p Venlo)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18961 |
rechtvaardig |
consequent:
kônsekwent (L271p Venlo),
open:
aope (L271p Venlo),
rechtschapen:
rechschaope (L271p Venlo),
rechtvaardig:
réchveerdich (L271p Venlo)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rektor (L271p Venlo)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28488 |
redcel |
redcel:
redcel (L271p Venlo)
|
Gewone werkbijcel die ontwikkeld wordt tot koninginnecel of moerdop, als het bijenvolk moerloos is geworden of dreigt te worden. Deze redcel of nooddop wordt midden op de raat gebouwd. [N 63, 26b; Ge 37, 50]
II-6
|
25083 |
reeks, rij |
reeks:
reeks (L271p Venlo),
rij:
ein rie (L271p Venlo),
rie (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
25171 |
regen (alg.) |
majem regen:
majjem raegen (L271p Venlo),
regen:
raegen (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
ziebel:
ziebel (L271p Venlo)
|
regen || regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
de raegenbaog (L271p Venlo),
raegenbaog (L271p Venlo),
raegenbog (L271p Venlo)
|
regenboog || regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|