18058 |
rochelen |
kwalsteren:
2x
kwalstere (L271p Venlo),
reutelen:
rèùtele (L271p Venlo),
rochelen:
rochele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23447 |
rochet |
rochet (fr.):
rochet (L271p Venlo)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
aalberen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
aalbéérə (L271p Venlo),
miemer:
miemer (L271p Venlo),
mièmer (L271p Venlo),
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miêmer (L271p Venlo),
miemeren:
miemere (mvb.) (L271p Venlo),
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemere (L271p Venlo),
mīēmərə (L271p Venlo),
rode miemeren:
mv: -e
roeije miemere (L271p Venlo),
roeje miemere (L271p Venlo),
mv: -e(n)
roei miemere(n) (L271p Venlo)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)] || rode aalbes
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōǝt (L271p Venlo),
krūǝt (L271p Venlo)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
bieten:
bieten (L271p Venlo),
kroten:
kroëte (L271p Venlo)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24508 |
rode bosbes |
malmer:
malmere (L271p Venlo),
vossebes:
WLD
vòssəbéérə (L271p Venlo)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24405 |
rode bosmier |
zeikdeem:
idiosyncr.
zeikdiëm (L271p Venlo)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33257 |
rode klaver |
rode klee:
ruǝi̯ǝ [klee] (L271p Venlo)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
34033 |
rode koe |
rode:
rūǝi̯ǝ (L271p Venlo)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L271p Venlo)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|