22656 |
rondreizende toneelgroep |
speelgroep:
speulgroep (L271p Venlo),
toneelgroep:
tənīlgrup (L271p Venlo)
|
Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
31867 |
rondschaven |
rondschaven:
rontsxāvǝ (L271p Venlo)
|
De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld van een tafelblad, door schaven rond maken. [N 53, 106]
II-12
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
dweilen:
dweijele (L271p Venlo),
rondlopen:
róndlaupe (L271p Venlo),
rondzwabberen:
róndzwabbere (L271p Venlo),
zwabberen:
zwabbere (L271p Venlo)
|
lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
31885 |
rondvijlen, rondraspen |
rondvijlen:
ront˲vīlǝ (L271p Venlo)
|
Een werkstuk met houtvijl of houtrasp geheel of gedeeltelijk rond maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij gebogen stukken die niet geschaafd kunnen worden om de slagen van de zaag eruit te halen (Vanherp, pag. 195). [N 53, 158d]
II-12
|
34597 |
rongblokken |
schemels:
sxēmǝls (L271p Venlo)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
rongen:
rōŋǝ (L271p Venlo)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
rongogen:
roŋau̯gǝ (L271p Venlo)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|
33810 |
roodbont paard |
(een) bonte:
bontǝ (L271p Venlo),
koepaard:
kupē̜rt (L271p Venlo)
|
Bruin paard, rood-wit gevlekt als een koe. [N 8, 63d, 63e en 63g]
I-9
|
34029 |
roodbonte koe van het donkerrode type |
roodbonte:
rūǝtbōntǝ (L271p Venlo)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121a]
I-11
|
34030 |
roodbonte koe van het oranjerode type |
vaalbonte:
vālbǫntǝ (L271p Venlo)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 121b]
I-11
|