20851 |
rozijnenbrood |
krentenmik:
krintemik (L271p Venlo),
#NAME?
krintemik (L271p Venlo),
pruimpjesmik:
pruumkesmik (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rozijnenmik:
reziene mik (L271p Venlo),
krintemik of -
rezienemik (L271p Venlo)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)] || rozijnenbrood || wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
29017 |
ruche |
ruchetje:
rȳškǝ (L271p Venlo)
|
Geplooid (kanten) oplegsel aan dameskleren of een geplooide gerimpelde of klokkend geknipte reep stof. Er zijn twee soorten ruches, rechte en ronde, die verschillend worden geknipt. Zie afb. 47. [N 62, 42a; MW; monogr.]
II-7
|
17767 |
rug |
rug:
rök (L271p Venlo)
|
rug [SGV (1914)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜k (L271p Venlo)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
19404 |
rug van het lemmer |
botte kant:
bötte kant (L271p Venlo),
bovenkant:
baovekant (L271p Venlo)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
29078 |
rugband |
bandje:
bęntjǝ (L271p Venlo)
|
De band achter in de (driedelige) rug van een colbert. Vergelijk de lemmata ɛplatstukɛ en ɛjukstukɛ.' [N 59, 92]
II-7
|
17640 |
ruggengraat |
ruggengraat:
röggegraot (L271p Venlo),
rùggegroat (L271p Venlo),
ruggenstrang:
ruggestrank (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
rùggestrank (L271p Venlo),
rugstrang:
rökstrank (L271p Venlo)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
ruggenwervel:
ruggewervel (L271p Venlo),
welver:
wöllever (L271p Venlo),
wervel:
wervel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
kruisnet:
krȳtsnet (L271p Venlo)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
draagriem:
drāxrēm (L271p Venlo)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|