e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bij handslag verkopen handslag (zn.): handslaag (Venlo) handslag, Iets bij ~ verkopen [N 21 (1963)] III-3-1
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen frans staan: frans stǭn (Venlo), maaien: mē̜i̯ǝ (Venlo), zwaaien: zwāi̯ǝ (Venlo), zwemmen: zwømǝ (Venlo) In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86] I-9
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen sloffen: slofǝ (Venlo) [N 8, 80] I-9
bij het stappen de voeten naar binnen keren haaks: hǭks (Venlo) De hoeven staan haaks of op zijn Vlaams, in tegenstelling met de Franse stand (zie het vorige lemma). [N 8, 72 en 86] I-9
bij opbod verkopen afroepen: aafrope (Venlo), opbieden: opbeejə (Venlo) bij opbod verkopen (aan de meest biedende) op een veiling [roepen] [N 89 (1982)] III-3-1
bijbel bijbel: bieebel (Venlo) De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)] III-3-3
bijbelen bijbelen: biebele (Venlo), bieebele (Venlo) Voortdurend en/of langdurig zitten lezen [biebele]. [N 96B (1989)] III-3-3
bijdehante vrouw; bijdehand betje bohei (rh.): cf. VD s.v. "boha"zie boeha; cf. VD s.v. "boeha, poeha"in bet. van onnodige drukte, rumoer, ophef om een nietige zaak: veel boeha maken  betje behei (Venlo), keviep: keviep (Venlo), snep: snep (Venlo), veeg: ein vaeg (Venlo), vaeg (Venlo, ... ), vèèch (Venlo) bijdehand meisje || bijdehante vrouw || een vrouw die bijdehand is, die vlug van begrip en handig is [haalover, herp, veeg] [N 85 (1981)] || levendig, bijdehand III-1-4
bijeenleggen bijeenlappen: bejein lappe (Venlo), lappen: lappe (Venlo), láppə (Venlo) gezamenlijk geld bijeenleggen om iets te kunnen drinken [lappen, fineren] [N 87 (1981)] III-3-1
bijen bewusteloos maken beroken: bǝrø̜jkǝ (Venlo), roken: rǫwkǝ (Venlo) Het bedwelmen van bijen. Om steken te voorkomen bij bijvoorbeeld het verplaatsen van een bijenvolk naar een nieuwe woning, maakt men de bijen bewusteloos met rook, salpeterdamp, nitraat, zwavel of propolis. [N 63, 77a; N 63, 73d; N 63, 77g; JG 1a+1b; JG 2b-5, 9; Ge 37, 157; monogr.] II-6