19564 |
schenkkan |
karaf:
keraf (L271p Venlo),
kraf (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
Verklw. krefke
kraf (L271p Venlo)
|
karaf || karaf in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28607 |
schepkorf |
schepkorf:
sxø̜pkø̜rf (L271p Venlo)
|
Klein, breed korfje zonder vlieggat waarmee men de zwerm vangt. In de kop is meestal een stalen ring of een touwtje bevestigd waar de duim door gestoken kan worden en waarmee het korfje eventueel aan een tak gehangen kan worden. [N 63, 84b; N 63, 3g; N 63, 2b; monogr.]
II-6
|
18298 |
scheren |
scheren:
schaere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
scheren [DC 38 (1964)]
III-1-3
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
de jas uitvegen:
de jas oet vaege (L271p Venlo),
de mantel vegen:
də mántəl véégə (L271p Venlo),
uitfoeteren:
oêtfoetere (L271p Venlo)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32794 |
scherp eggen |
diep [eggen]:
dēp (L271p Venlo),
scherp [eggen]:
sxɛrǝp (L271p Venlo)
|
Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.]
I-2
|
34199 |
scherp inhebben |
(het) scherp inhebben:
ǝt sxɛrp enhø̜bǝ (L271p Venlo)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|
17726 |
scherp kijken |
kijken:
kieke (L271p Venlo),
kièke (L271p Venlo)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17801 |
scherp luisteren |
een en al oor zijn:
ein én àl ōēr zīēn (L271p Venlo),
goed horen:
good hure (L271p Venlo),
scherp luisteren:
scherp luustere (L271p Venlo)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|
27016 |
scherp staan |
scherp staan:
sxɛrp stǭn (L271p Venlo)
|
Spits toelopen van de raat of raten tijdens het bouwen. De uiteinden van de raten zijn wigvormig. Het scherp staan is een teken dat de jonge raat nog verlengd wordt. [N 63, 16c]
II-6
|
19403 |
scherp, snede |
het scherp:
scherp (L271p Venlo),
snit:
snit (L271p Venlo)
|
De snijkant van een mes (snee, scherp, waad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|