21888 |
speculeren |
speculeren:
spekelere (L271p Venlo),
spekelére (L271p Venlo),
spikəleerə (L271p Venlo)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
kots:
kôts (L271p Venlo),
speeksel:
spèksəl (L271p Venlo),
spij:
speej (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
kotsen:
kutsə (L271p Venlo),
kótse (L271p Venlo),
spijen:
speeje (L271p Venlo),
speje (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
spi-jje (L271p Venlo),
spijje (L271p Venlo),
spɛiə (L271p Venlo),
spritzen (du.):
spiertse (L271p Venlo)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28487 |
speeldop |
speeldop:
spø̄ldop (L271p Venlo)
|
De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b]
II-6
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kaart (L271p Venlo),
kārt (L271p Venlo),
ng kaeh(R)t (L271p Venlo),
[Ook spelkaart, vgl. kaarmoor - rk]
kaart (L271p Venlo),
speelkaart:
speulkaart (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart.
III-3-2
|
21480 |
speelplaats |
koer (<fr.):
koer (L271p Venlo),
speelplaats:
speulplaats (L271p Venlo),
speulplááts (L271p Venlo)
|
de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19339 |
speels |
dartel:
dàrtəl (L271p Venlo),
kemmelig:
verouderd woord
kemmelig (L271p Venlo),
speels:
spauls (L271p Venlo),
speuls (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] || speels
III-1-4
|
19340 |
speels, dartel |
speels:
speulsch (L271p Venlo)
|
speelsch (dartel) [SGV (1914)]
III-1-4
|
20287 |
speen |
fop:
fòp (L271p Venlo),
fopje:
föpke (L271p Venlo),
speen:
spiën (L271p Venlo)
|
speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
diǝm (L271p Venlo),
dīǝm (L271p Venlo)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|