22327 |
spelletje |
partij:
partie (L271p Venlo),
partijtje:
partīkə (L271p Venlo),
pertieke (L271p Venlo),
potje:
poetje (L271p Venlo),
putjə (L271p Venlo),
pøͅtjə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
spelletje:
sp"lkə (L271p Venlo)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
aan de fles wennen:
aan de fles winne (L271p Venlo),
spenen:
spīēənə (L271p Venlo),
spēnǝ (L271p Venlo)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
I-9, III-2-2
|
17719 |
sperma |
sperma:
sperma (L271p Venlo),
spérmáá (L271p Venlo),
tinnef:
tinnəf (L271p Venlo),
tuf:
tif (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sperwer, havik (L271p Venlo)
|
sperwer [DC 42b (1967)] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
bonen:
boeëne (L271p Venlo),
prinsessenbonen:
WLD
prinsesseboën (L271p Venlo),
prinsèssəbōēnə (L271p Venlo),
slabonen:
WLD
sláájbōēnə (L271p Venlo),
sokkererwten:
sokker-erret (L271p Venlo),
spekbonen:
spekboeën (L271p Venlo)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || spercieboon, grote || suikererwt
I-7
|
20535 |
spetteren |
spatteren:
spätterə (L271p Venlo),
spetteren:
spettere (L271p Venlo),
spetterə (L271p Venlo),
spèttərə (L271p Venlo),
sudderen:
suddere (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30350 |
speun |
hoekpivot:
hōkpivō (L271p Venlo)
|
Soort scharnier voor kleine deuren. De speun bestaat uit een plaatje met kleine stift dat op de boven- en onderkant van kleine deuren, bijvoorbeeld van kasten, wordt aangebracht. In de omtimmering daartegenover wordt een vergelijkbaar plaatje met gat geschroefd waarin de stift van de speun kan worden gestoken. [N 54, 91; monogr.]
II-9
|
31980 |
speunmal |
pivotmal:
pivomal (L271p Venlo)
|
Mal waarmee speunen op de zijkant van een deur kunnen worden afgeschreven. Een speun is een soort scharnier die vooral bij kleine deuren wordt aangebracht. Zie ook afb. 106 en het lemma ɛspeunɛ in Wld II.9, pag. 138. Het werken met de speunmal werd in L 387 afkruisen (āfkrȳtsǝ) genoemd.' [N 53, 196b]
II-12
|
28513 |
speurbijen |
speurbijen:
(enk)
spø̜̄rbej (L271p Venlo)
|
Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a]
II-6
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi (L271p Venlo),
spi(i̯) (L271p Venlo)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a]
I-3, II-7
|