27900 |
sprong |
sprong:
sproǝŋ (L271p Venlo)
|
Extra ruimte in het bijzonder bij de schouderbeenderen en de armkogel, ingebracht door bijv. een plooitje af te rijgen, de binnenvulling op een bepaalde wijze te snijden en inknippingen te maken. Men voorkomt hierdoor dat het kledingstuk gaat trekken. [N 59, 100b]
II-7
|
21545 |
sprookje |
sprookje:
sprookje (L271p Venlo),
sprōōkjə (L271p Venlo),
vertelseltje:
vertélselke (L271p Venlo)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21007 |
spruiten |
spruitjes:
spruütjes (L271p Venlo)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
spruiten:
WLD
sprōētə (L271p Venlo),
uitbollen:
WLD
ôetbolle (L271p Venlo),
uitspringen:
oetspringe (L271p Venlo)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
sproete (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sproèt (L271p Venlo),
spruitje:
(spruutjes) (L271p Venlo),
spruətjəs (L271p Venlo)
|
[N Q (1966)]spruit || spruiten [SGV (1914)]
I-7
|
18066 |
spruw |
spruw:
sprauw (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sprŭŭw (L271p Venlo)
|
spruw [SGV (1914)] || Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
sprietse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
sprīētsə (L271p Venlo),
sprĭĕtsə (L271p Venlo),
spritsen (<du.):
sprietse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
spriĕtsə (L271p Venlo),
spuiten:
spuite (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
spuitə (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
21750 |
spuitstuk |
buis:
būūs (L271p Venlo),
spuit:
spuit (L271p Venlo)
|
de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
spijpotje:
later ook kwispeldoor
speejpötje (L271p Venlo)
|
Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21526 |
staal |
monster:
mónstər (L271p Venlo),
mônster (L271p Venlo),
mônsters (L271p Venlo),
staal:
stáál (L271p Venlo)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|