21421 |
stelen |
stelen:
staele (L271p Venlo)
|
stelen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
31766 |
stelknoppen |
stelknoppen:
stɛlknȳp (L271p Venlo),
zaagbouten:
̜(enk)
zāx˱bǫlt (L271p Venlo)
|
De knoppen aan de onderzijde van de spanzaagarmen, waartussen het blad van de spanzaag bevestigd is. De enkelvoudige opgaven uit het lemma kunnen ook verwijzen naar de handgreep die aan sommige spanzagen zoals de draaizaag en de schulpzaag bevestigd is en het mogelijk maakt het zaagblad te draaien. Vgl. ook woordtypen als handgreep, handvat en snade. [N 53, 8d; N I, 1d]
II-12
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
stellepe (L271p Venlo),
stélpə (L271p Venlo),
stölpe (L271p Venlo)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31850 |
stelschroeven van de veerploeg |
stelboutjes:
stęlbø̜ltjǝs (L271p Venlo)
|
De twee stelschroeven waarmee de twee delen van de veerploeg met elkaar verbonden zijn. [N 53, 69b]
II-12
|
22367 |
stelt |
stelt:
stelt (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
steͅlt (L271p Venlo)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
stumme (L271p Venlo),
stummə (L271p Venlo)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25596 |
stempel |
merk:
mɛrk (L271p Venlo)
|
Stempel of ander gereedschap waarmee de bakker een merk in het deegbrood drukt voordat het de oven of de rijskast ingaat. Het stempel kan de firmanaam, de broodsoort of het gewicht aangeven. Volgens de informant van L 270 bevatten de stempels op het roggebrood de initialen van de bakker in een cirkel of een ovale vorm. En volgens de informant van L 312 werden vroeger stempels met een ster gebruikt die duidden op brood van gemengde bloem en stempels zonder ster die ongemengd brood aangaven. Zie ook afb. 20. [N 29, 41; N 29, 42; monogr.]
II-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
stempele (L271p Venlo),
stémpələ (L271p Venlo)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemijzer:
stumiezer (L271p Venlo),
stemvork:
stømvoͅrk (L271p Venlo)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
hek:
hek (L271p Venlo),
muur:
moor (L271p Venlo)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|