19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffe (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
blaffen (L271p Venlo),
blaffə (L271p Venlo),
bleffe (L271p Venlo),
kaffen:
kaffe (L271p Venlo),
keffen:
keffe (L271p Venlo)
|
blaffen [SGV (1914)] || Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een hond (blaffen, bassen, bletsen, basten) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaker:
dômper
blaöker (L271p Venlo),
Verklw. bläökerke
bläöker (L271p Venlo)
|
blaker || Lage kandelaar met brede, platte voet en een handvat (blaker, lichtpannetje, flakkertje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
28455 |
blanke raat |
jonge raat:
joŋǝ rǭt (L271p Venlo)
|
De in mei gemaakte blanke of maagdelijke raat of raten die nog niet voor broeden hebben gediend. De raat is nog wit van kleur. [N 63, 13f]
II-6
|
24363 |
blankvoorn, voorn |
pratmoes:
pratmoos (L271p Venlo),
ruts:
WLD
rùts (L271p Venlo),
voor:
vaor (L271p Venlo),
WLD
vaor (L271p Venlo),
voorn:
WLD
vaorə (L271p Venlo),
voors:
vaores (L271p Venlo),
voortje:
vöörke (L271p Venlo),
WLD
vaörke (L271p Venlo)
|
Hoe noemt u de voorn: een zoetwatervis met achter de borstvin twee buikvinnen die ter hoogte van de rugvin staan; de anaalvin staat ongeveer halfweg de eerste buikvin en de staartvin. De bek is betrekkelijk klein. Het lichaam is zijdelings samengedrukt en [N 83 (1981)] || panvis || voorn
III-4-2
|
23820 |
blasiuszegen |
blasiuszegen:
blasiuszège (L271p Venlo)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34405 |
blaten |
bleren:
blē̜rǝ (L271p Venlo),
bleuken:
blø̜̄kǝ (L271p Venlo)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blauw aug (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
B.v. hae haet um ein blauw aug geslage.
blauw aug (L271p Venlo),
blond oog:
Ook wel.
blónd aug (L271p Venlo)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24121 |
blauwborstje |
blauwborst:
blauwbors (L271p Venlo)
|
blauwborst (14 zomervogel met helderblauwe borst met witte stip (alleen de man), leeft verborgen in struiken bij het water; niet zo zeldzaam; zingt vaak vliegend; zang heel afwisselend, aapt allerlei vogels na; zang begint met [uuk...uuk...uuk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24473 |
blauwe bosbes |
malbeer:
malbaere (L271p Venlo),
malber:
van waldberen
malber (L271p Venlo),
molbeer:
molbere (mv.) (L271p Venlo),
molber:
-
molber (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
molmer:
molmer (L271p Venlo)
|
blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes || bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] || bosbessen || boschbes [SGV (1914)]
III-4-3
|
33808 |
blauwe en bruine schimmel |
blauwe voes:
blau̯ǝ vus (L271p Venlo),
bruine voes:
brunǝ vus (L271p Venlo)
|
De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b]
I-9
|