22536 |
stompe eind van een ei |
kont:
kont (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
koͅnt (L271p Venlo),
kontje:
kuntje (L271p Venlo),
vot:
voͅt (L271p Venlo)
|
Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18843 |
stomverbaasd |
paf:
ik staon paf (L271p Venlo),
paf staon (L271p Venlo),
páf (L271p Venlo),
verstomd:
(o; bijna oo).
verstomd (L271p Venlo)
|
verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
stoof (L271p Venlo)
|
stoof [SGV (1914)]
III-2-1
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
valse haas:
Syst. WBD
valsen haas (L271p Venlo),
zuurbraad:
Syst. WBD
zoorbraod (L271p Venlo),
zuurvlees:
Syst. WBD
zoor vleis (L271p Venlo),
Syst. WBD Zonder olie
zoorvleis (L271p Venlo)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33357 |
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel |
bakhuis:
bakhūs (L271p Venlo),
voerhuis:
vōrhūs (L271p Venlo)
|
De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.]
I-6
|
21252 |
stoomboot |
stoomboot:
staum boët (L271p Venlo)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
28911 |
stoomstrijkijzer |
stoomijzer:
stǫwmīzǝr (L271p Venlo)
|
Strijkijzer met water erin dat tijdens het strijken verdampt tot stoom die uit openingen in de zoolplaat komt, om het strijkgoed te bevochtigen. [N 59, 21d; N 59, 20]
II-7
|
25302 |
stoop, maat van 1/16 anker |
anker:
(vloeistof).
ànkər (L271p Venlo)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 2 lier = 1/16 anker (zie vraag 144) [stoop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
32003 |
stootblok, stoothaak |
bankpin:
baŋkpen (L271p Venlo),
houteren bankpin:
hø̜ltǝrǝ baŋkpen (L271p Venlo)
|
Houten blokje of metalen pinnetje dat klemvast in het werkbankblad aangebracht is en met behulp van een hamer naar boven gedreven kan worden. Het dient als steun bij het schaven van werkstukken. Zie ook afb. 113. [N 53, 209a-b]
II-12
|
32002 |
stootblokgat |
stootgat:
stūǝt˲gāt (L271p Venlo)
|
Rechthoekig gat vooraan in het werkbankblad waarin het stootblok vastgezet kan worden. Zie ook het volgende lemma. Vergelijk voor het eerste lid van het woordtype klovenlok uit Kerkrade-Bleijerheide (Q 121c) ook het Hgd. ɛKlobenɛ, dat onder meer ø̄houtblokjeø̄ en ø̄ijzeren haakø̄ kan betekenen.' [N 53, 208h]
II-12
|