33158 |
strosnijmolen |
hakselmachine:
hɛksǝlmašin (L271p Venlo),
strosnijder:
[stro]snā̯ǝr (L271p Venlo)
|
Het toestel waarin en waarmee stro tot snippers gehakt wordt dat als veevoeder moet dienen. Vergelijk ook het lemma ''strosnijbak'' (6.4.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [N 18, 107; L 26, 12; monogr.; add. uit JG 1c]
I-4
|
33127 |
strowalm |
schoofstro:
sxōfstroǝ (L271p Venlo)
|
Een bundel zeer gaaf en net stro waaruit de kortere halmen verwijderd zijn en die direct geschikt is voor de dakbedekking. Vergelijk ook het lemma ''strohalm'' (1.3.2) en de toelichtingbij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.18) en bij paragraaf 6.4. Een worm (in Q 71: wermkesstreuj) is één van de balken waarop de dakbedekking rust.' [N 14, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c, 2d [4]; monogr.; add. uit N 15, 45b]
I-4
|
33128 |
strowis |
stroo(i)ewis:
stroǝwes (L271p Venlo)
|
Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.]
I-4
|
19394 |
strozak |
strozak:
stroëzak (L271p Venlo)
|
Met stro gevulde matras (bulster, paljas, strozak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24481 |
struik (alg.) |
struik:
stroek (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
stroēk (L271p Venlo),
strōēk (L271p Venlo),
struikje:
struukske (L271p Venlo)
|
De plant met een stengel die zich reeds vanaf de grond in min of meer stevige, veelal houtige takkn verdeelt (struik, buis, hucht, bos, horst, pol). [N 82 (1981)] || struik
III-4-3
|
17851 |
struikelen |
bijna de nek breken:
bejnao de nek braeke (L271p Venlo),
struikelen:
strukele (L271p Venlo),
struukele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
strūūkələ (L271p Venlo),
strûkele (L271p Venlo)
|
struikelen [SGV (1914)] || Struikelen: vallen of bijna vallen door met de voet tegen iets aan te stoten of door een misstap (struikelen, strommelen, stronkelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24764 |
struikhei |
struikhei:
-
stroekhei (L271p Venlo)
|
struikheide [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
21729 |
struikrover |
struikrover:
stroekrover (L271p Venlo),
strūūkrauvər (L271p Venlo)
|
een rover die zich in en achter struiken verbergt om vandaaruit de voorbijgangers te overvallen [binder, baanstroper, struikrover] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24745 |
struisgras |
pluimgras:
-
pluumgraas (L271p Venlo)
|
moerasstruisgras [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
18072 |
struma |
krop:
kroep (L271p Venlo),
króp (L271p Venlo),
struma:
struma (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
strŭŭmáá (L271p Venlo)
|
Struma: gezwel aan de hals, als gevolg van vergroting van de schildklier (krop, struma, kropziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|