23726 |
tientje van de rozenkrans |
tientje:
tieentje (L271p Venlo)
|
Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23693 |
tijdelijke aflaat |
tijdelijke aflaat:
tiedelijke aaflaot (L271p Venlo)
|
Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdkorting:
[sic]
tiedkorting (L271p Venlo),
tijdpassering:
[sic]
tīēdpasseering (L271p Venlo)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tièger (L271p Venlo),
tīēger (L271p Venlo)
|
tijger [SGV (1914)] || Tijger.
III-3-2
|
31740 |
timmeren |
timmeren:
tømǝrǝ (L271p Venlo)
|
De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.]
II-12
|
27253 |
timmerman |
timmerman:
tømǝrma.n (L271p Venlo),
tømǝrman (L271p Venlo
[(meervoud: tømǝrlȳ(j))]
)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
31971 |
timmermansduimstok |
meter met veer:
mē̜tǝr met ˲vē̜r (L271p Venlo)
|
De opvouwbare maatstok waarvan de delen ieder twintig of vijfentwintig cm lang zijn. De timmermansduimstok heeft dezelfde vorm als de gewone duimstok, maar is twee meter lang. [N 53, 184b]
II-12
|
31950 |
timmermanshamer |
timmermanshamer:
tømǝrmanshāmǝr (L271p Venlo)
|
De gewone, lichte hamer met een ijzeren kop die uitloopt in een pin. Met de hamerpin worden kleine spijkers in het hout geslagen tot ze voldoende houvast hebben. Daarna slaat men verder met de hamerbaan. Zie ook afb. 86. [N 53, 126a]
II-12
|
31968 |
timmermanspotlood |
timmermanspotlood:
tømǝrmanspǫtluǝt (L271p Venlo)
|
Fors potlood met ovale doorsnede en brede, platte stift, dat door timmerlui wordt gebruikt om maten af te schrijven. Zie ook afb. 97. [N 53, 182a; monogr.]
II-12
|
24254 |
tjiftjaf |
tjiftjaf:
tjiftjaf (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
tjiftjaf || tjiftjaf (11 overal waar een gesloten bladerdak is; zang herhaald [tjip-tjep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|