19362 |
treuzelaar |
fiemelkont:
fiemelkónt (L271p Venlo),
miskefieter:
miskefieter (L271p Venlo),
slome braadworst:
sloome braodwors (L271p Venlo),
teutelhannes:
teutelhannes (L271p Venlo),
trage, een -:
einen traoge (L271p Venlo),
treuzelaar:
treuzelaer (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
treuzəléér (L271p Venlo),
treuzelboks:
treuzelbôks (L271p Venlo),
zeiker:
zeiker (L271p Venlo)
|
iemand die langzaam werkt, niet vooruit kan met zijn werk [treuzel, treuzelkous, treuzelaar] [N 85 (1981)] || iemand die langzaam, onhandig en niet erg slim is || iemand die zeer langzaam is in zijn verrichtingen [erwtenteller] [N 85 (1981)] || treuzelaar
III-1-4
|
18934 |
treuzelen |
niet floepen:
neet floepe (L271p Venlo),
sukkelen:
sukkele (L271p Venlo),
sukkələ (L271p Venlo),
treuzelen:
treuzele (L271p Venlo)
|
met zijn handelingen niet opschieten [nerelen, toetelen, kloetelen, knutselen, sukkelen] [N 85 (1981)] || treuzelen [SGV (1914)]
III-1-4
|
23672 |
triduüm |
tridum (<lat.):
tridium (L271p Venlo),
triduum (L271p Venlo)
|
Een driedaagse godsvruchtoefening, triduüm . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22407 |
triktrak |
triktrak:
triktrak (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Het kansspel dat gespeeld wordt op een dubbel bord met puntige figuren, met schijven en dobbelstenen; triktrak [bakspel, bak, triktrakken, tiktakken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25051 |
troebel, vuil (water) |
gemoerd:
gemeurd (L271p Venlo),
gəmeurd (L271p Venlo),
smerig:
smaerig (L271p Venlo),
smeirig (L271p Venlo),
troebel:
trōēbəl (L271p Venlo),
vuil:
vōēl (L271p Venlo)
|
onzuiver, drabbig van vloeistoffen gezegd [vuil, troebel, smerig, gemuurd, murig] [N 91 (1982)] || troebel [SGV (1914)]
III-4-4
|
33892 |
troebele ogen |
droezelig:
druzǝlex (L271p Venlo)
|
[N 8, 94g]
I-9
|
22393 |
troef |
troef:
troef (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
trūf (L271p Venlo)
|
Kaart(en) van een bepaalde soort of kleur waarmee andere kaarten in het spel geslagen kunnen worden [troef, turf, lint, beffer, drijver, ant]. [N 88 (1982)] || troef [SGV (1914)]
III-3-2
|
21385 |
troep |
troep:
troep (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
truup (L271p Venlo)
|
een aantal manschappen die een deel van een leger vormen [klocht, troep] [N 90 (1982)] || troepen (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
34300 |
troep biggen in het algemeen |
klocht:
klox (L271p Venlo)
|
In dit lemma wordt het begrip biggen of wat daarvoor in de plaats kan komen achter nest, toom enzovoorts niet gedocumenteerd. [N 19, 17; N 76, add.]
I-12
|
34464 |
troep kippen |
klocht:
klox (L271p Venlo)
|
Varianten van kippen, hennen, hoenders enz. zijn niet gedocumenteerd. Zie hiervoor het lemma ''kippen'' (5.2.1). Alleen de benamingen voor troep zijn in dit lemma opgenomen. [N 19, 63; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; S 37; monogr.]
I-12
|