17705 |
uitwerpselen |
drol:
drōl (L271p Venlo),
poep:
poep (L271p Venlo),
stront:
stront (L271p Venlo),
strônt (L271p Venlo)
|
uitwerpselen [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
28560 |
uitwerpselen van de bij |
bijenscheten:
bejǝsxētǝ (L271p Venlo)
|
Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b]
II-6
|
33846 |
uitwerpselen van het paard |
paardskeutels:
pē̜rskø̄tǝls (L271p Venlo)
|
[A 9, 24b]
I-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
fledder:
flɛdǝr (L271p Venlo),
koeflater:
kuflātǝr (L271p Venlo),
koeienflats:
kui̯ǝflats (L271p Venlo),
koestront:
kustront (L271p Venlo)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
21133 |
uitwijken |
uitwijken:
oêtwiêke (L271p Venlo),
ŏĕtwīēkə (L271p Venlo)
|
met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31792 |
uitzagen |
uitzagen:
ūt˲zāgǝ (L271p Venlo)
|
Gedeelten uit het hout wegzagen om er zo versieringen in aan te brengen. Het aanzagen wordt meestal met behulp van een decoupeerzaag gedaan. Zie ook dat lemma. [N 53, 23a]
II-12
|
30051 |
uitzetplanken |
planken:
plɛŋk (L271p Venlo)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|
17699 |
urine |
pis:
pies (L271p Venlo),
pis (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
plas:
plas (L271p Venlo),
zeik:
zeik (L271p Venlo),
zęi̯k (L271p Venlo)
|
urine [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
piese (L271p Venlo),
pisse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pissen (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
pisǝ (L271p Venlo),
plassen:
plasse (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
zeiken:
zeike (L271p Venlo),
zęi̯kǝ (L271p Venlo)
|
urineren [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] || urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
24090 |
ursuline |
ursuline:
urselien (L271p Venlo)
|
Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|