22575 |
van zijn plaats rollen add. |
af zijn:
āf (L271p Venlo)
|
Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31872 |
vandiktebank |
vandiktebank:
vandiktǝbaŋk (L271p Venlo)
|
Schaafmachine waarmee hout aan twee kanten tegelijk van dikte geschaafd kan worden. Zie ook het volgende lemma en afb. 54. [N 53, 85c; monogr.]
II-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (L271p Venlo),
vànge (L271p Venlo)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
grijper:
grieper (L271p Venlo),
grīpər (L271p Venlo),
vanger:
vanger (L271p Venlo)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21064 |
vanille |
vanille:
fenielje (L271p Venlo)
|
vanille
III-2-3
|
18808 |
vanzelfsprekend |
duidelijk:
dūūdələk (L271p Venlo),
natuurlijk:
nətūūrlək (L271p Venlo),
nogal glad:
nogal glad (L271p Venlo),
nogal wiedes:
nog al wiedes (L271p Venlo),
vanzelf:
vanzelf (L271p Venlo)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24518 |
varen (alg.) |
varen:
-
varen (L271p Venlo)
|
varen [DC 60a (1985)]
III-4-3
|
22792 |
variant van krijgertje spelen: doorlopertje |
doorstekertje spelen:
doorstaekerke (L271p Venlo)
|
Spel voor/van jongens.
III-3-2
|
22620 |
variant van krijgertje spelen: verlossertje |
verlossepot spelen:
verlossepot (L271p Venlo)
|
Kinderspel.
III-3-2
|
34297 |
varken |
varken:
vęrkǝ (L271p Venlo),
vɛrkǝ (L271p Venlo),
varkentje:
vɛrkskǝ (L271p Venlo)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|