e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bok van het rijtuig leuning: lø̜̄neŋ (Venlo) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bukkem (Venlo), bukkum (Venlo), bukkəm (Venlo, ... ), Verklw. bukkempke  bukkem (Venlo), gerookte haring: geruikte hiering (Venlo) bokking || haring; Hoe noemt U: Een gerookte haring (massisse, bukkem, boesterin, boksharing) [N 80 (1980)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhood (Venlo) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen bolle wangen: baole wange (Venlo), kakkewangetjes: kakkewengskes (Venlo), kakwangen: kakwange (Venlo), toetwangen: toetwange (Venlo) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bolletjes stuifmeel stuifmeelbolletjes: stȳfmę̄lbø̜lkǝs (Venlo) Bolletjes stuifmeel in het korfje aan de beide achterpoten van de bij. [N 63, 44c; Ge 37, 94] II-6
bolschaaf holschaaf: hǭlsxāf (Venlo) Schaaf met een over de breedte bolvormig gebogen zool, die wordt gebruikt om holle profielen te kunnen bewerken. De bolschaaf vormt met de holschaaf een bijeenhorend paar. Zie ook afb. 45. Bij de naamgeving voor de bol- en holschaaf gaan de respondenten zowel uit van de vorm van de zool van de schaaf als van het resultaat dat de bewerking met de schaaf op het hout heeft: de bolschaaf vormt holle profielen, de holschaaf bolle. [N 53, 71b] II-12
bolster van de okkernoot boest: boeës (Venlo) bolster I-7
bolster van een noot bast: WLD  bàs (Venlo), bolster: bolster (Venlo), WLD  bolster (Venlo), schaal: WLD  schààl (Venlo) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bom, spon bom: bom (Venlo), spon: spon (Venlo) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bombazijn bombazijn: bomǝzin (Venlo) Sterk weefsel, thans van katoen, of met linnen ketting en katoenen inslag, aan de achterzijde geruwd, veel gebruikt voor voering, werkmansondergoed enz., vaak verward met pilo (Van Dale, pag. 402). [N 62, 93b; N 62, 89c; MW; monogr.] II-7