e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L271p plaats=Venlo

Overzicht

Gevonden: 7326
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwartkǫp (Venlo) [N 3A, 128] I-11
bonte kraai bonte kraai: bonte krei (Venlo), grijze kraai: grieskrei (Venlo), raaf: raaf (Venlo), winterkraai: winterkrei (Venlo) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai, bonte — III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: bônte spechte (Venlo), specht: alleen in kandidaatsscriptie  s(j)pèch (Venlo) specht (alg.) || specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag bontkraag: bontkraag (Venlo), pelskraag: pelskraag (Venlo, ... ) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: bontjas (Venlo), bontmantel: bontmantel (Venlo), pelsjas: pelsjas (Venlo, ... ), pelsmantel: pelsmantel (Venlo) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bontwerker bontwerker: bontwerker (Venlo) Kleermaker die bont verwerkt. [N 59, 198] II-7
bonzen bonzen: boense (Venlo), bonze (Venlo), bŏĕnzə (Venlo) bonzen || hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: baog (Venlo), boͅch (Venlo), enem bohch(j) (Venlo), ontlastingsboog: ǫntlasteŋs˱bǭx (Venlo), pijlenboog: piele(m)baog (Venlo), piellenbaog (Venlo), toog: tōx (Venlo) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog. || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Pijl en boog. || Pijlboog. II-9, III-3-2
boogschaaf met bolle zool toogschaaf: tōxsxāf (Venlo) Een blokschaaf waarvan de zool in de lengte gebogen is en die dient om iets holrond uit te schaven. Zie ook afb. 37. De boogschaaf met bolle zool wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper werkt er bijvoorbeeld de holle binnenkant en binnenrand van vaten mee af en de wagenmaker schaaft er de holle binnenkant van velgsegmenten mee. Het eerste lid in de woordtypen velgerschaaf (Q 119) en vellingschaaf (Q 111) verwijst daar naar. [N 53, 80a; N G, 36a; N E, 35] II-12
boogschuttersgilde gilde: gelt (Venlo), handboogschutterij: handbaogschutterie (Venlo, ... ) Een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij]. [N 88 (1982)] III-3-2