21096 |
wormsteek (subst.) |
worm:
worrem (L271p Venlo),
wormsgaten:
worəmsxaatə (L271p Venlo)
|
wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
21014 |
wormstekig |
aangestoken:
aangestoake (L271p Venlo),
gepierd:
gepeerd (L271p Venlo),
gewormd:
gewøͅrmp (L271p Venlo),
gəworəmp (L271p Venlo),
wormstekig:
wormstakkig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
WLD
wormstaekig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
wormstèèkig (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)]
I-7, III-2-3
|
20853 |
worst |
saucijs:
sesiès (L271p Venlo),
worst:
wors (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
Verklw. wörske
wors (L271p Venlo)
|
saucijs || worst
III-2-3
|
25450 |
worst maken |
worsten:
worstǝ (L271p Venlo)
|
De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.]
II-1
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worstele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo),
woͅrstələ (L271p Venlo)
|
De tak van krachtsport waarbij het doel is de tegenstander door bepaalde grepen en bewegingen op de grond te werpen [zo dat zijn schouders de grond raken] [worstelen, borstelen]. [N 88 (1982)] || worstelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
20709 |
worstenbroodje |
saucijs:
sesiès (L271p Venlo),
Syst. WBD
sesies (L271p Venlo),
worstebroodje
sesīēs (L271p Venlo),
saucijsje:
Syst. WBD
sesieske (L271p Venlo),
saucijzenbroodje:
Syst. WBD
sesiezebruëdje (L271p Venlo),
saucijzenbroodjes:
Syst. WBD
sesièze-bruëdjes (L271p Venlo),
worstenbroodje:
Syst. WBD
worstebruëdje (L271p Venlo)
|
saucijze broodje || sausijs [N 06 (1960)] || Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25451 |
worstvlees en -vet kleinmaken |
fijn maken:
fīn mākǝ (L271p Venlo)
|
Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.]
II-1
|
24500 |
wortel (alg.) |
knoer:
knuùr (L271p Venlo),
stronk:
WLD
strónk (L271p Venlo),
wortel:
wortel (L271p Venlo, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
WLD
wortel (L271p Venlo),
wòrtəl (L271p Venlo)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] || wortelstronk
III-4-3
|
20733 |
wortelenvlaai |
wortelenvlaai:
Syst. WBD
wortelevlaai (L271p Venlo)
|
Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24736 |
wortelhals |
hals:
hals (L271p Venlo),
kraag:
WLD
kráág (L271p Venlo)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|