30238 |
buitenwerkse maat |
buitenwerks:
būtǝwęrks (L271p Venlo)
|
De maat die aan de buitenzijde gemeten wordt, dat wil zeggen van de ene buitenste rand van het werkstuk tot de andere. Zie ook het lemma ɛbuitenwerkse maatɛ in Wld II.9, pag. 111. Het betreft daar de buitenwerkse maat van vergaringen, bijvoorbeeld kozijnen.' [N 53, 200a; monogr.]
II-12
|
18523 |
buitenzak op een jas |
buitentas:
boete-tes (L271p Venlo),
boête tes (L271p Venlo),
jassentas:
jassetes (L271p Venlo),
jassetès (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
tas:
tès (L271p Venlo)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] || de buitenzak [N 59 (1973)] || jaszak
III-1-3
|
24135 |
buizerd |
buizerd:
buuzerd (L271p Venlo),
buuzert (L271p Venlo)
|
buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossenn [N 09 (1961)]
III-4-1
|
25462 |
bul waarmee men de ribben in stukken hakt |
lang bijl:
laŋk bī.l (L271p Venlo)
|
Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105]
II-1
|
25220 |
bulderen van de storm |
boezen:
⁄t bōēs (L271p Venlo),
bulderen:
buldərə (L271p Venlo),
böldere (L271p Venlo)
|
een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] || storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bullebak (L271p Venlo),
bölleubak (L271p Venlo),
bölləbàk (L271p Venlo),
grootmuil:
groëtmoel (L271p Venlo)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30087 |
bult |
bult:
bø̜lt (L271p Venlo)
|
Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b]
II-9
|
28499 |
bultbroed |
bultbroed:
bø̜ltbrōt (L271p Venlo)
|
Darrenbroed ontstaan uit eitjes van een leggende werkbij. De cellen worden door de werksters in dit geval voorzien van een zeer hoog gewelfd deksel, vandaar de benaming bultbroed. Bultbroed kan echter ook ontstaan, wanneer een gewone moer onbevrucht is gebleven of door ouderdom of letsel niet langer in staat is bevruchte eieren af te zetten. Deze moer wordt dan ook darrenbroedig. [N 63, 62b; N 63, 27; N 63, 24b]
II-6
|
21118 |
bundel groenten |
bos:
WLD
boes (L271p Venlo),
bōēs (L271p Venlo),
bosje:
buuske (L271p Venlo),
bussel:
WLD
bussəl (L271p Venlo)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
25058 |
bundel, bussel |
bundel:
bundel (L271p Venlo)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|