e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
darrenbroed darrenbroed: darǝbrōt (Venlo) Het broed in de grootste cellen, waaruit de darren ontstaan. [N 63, 24b; N 63, 20a; N 63, 24a] II-6
darrenbroed onthoofden koppen: kø̜pǝ (Venlo) Wanneer de voorzwerm eraf is, kan de imker er toe overgaan het darrenbroed te onthoofden. Hiermee beteugelt hij de darrenaanzet en verhindert eventueel het zwermen. Met een scherp mes wordt het darrenbroed in de raat onthoofd, zodat het sterft. Het wordt dan uit de korf of kast verwijderd. [N 63, 79] II-6
darrenbroedig darrenbroedig: darǝbrudex (Venlo) Gezegd van een koningin die onbevrucht is en daardoor darrenbroed legt in plaats van werkbijenbroed. [N 63, 64; N 63, 63a] II-6
darrenraat aanbouwen darrenraat bouwen: darǝrǭt bǫwǝ (Venlo) Het aanzetten van darrenraten of darrenbroed. Tegenover het fijn werk van de werkbijenraat staat het grof werk van de darrenraat. Tegen het zwermen en na het bouwen van de werkbijenraat worden de darrenraten aangebouwd. De raten staan dan stomp. [N 63, 16e] II-6
dartel dartel: dartǝl (Venlo) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9
das stofdas: støfdas (Venlo) De roodwollen versiering aan de spanen van het haam bij feestelijke gelegenheden. [N 13, 15] I-10
das, sjaal das: das (Venlo, ... ), sjaal: sjaal (Venlo, ... ) das (doek) [SGV (1914)] || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] || sjaal III-1-3
dasspeld dasspeld: dasspeld (Venlo, ... ), dasspels (Venlo) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
dauw dauw: dauw (Venlo), douw (Venlo) dauw die s morgens over de velden hangt [doom, domp, mok] [N 22 (1963)] III-4-4
dauw op vruchten dauw: WLD  dauw (Venlo), douw (Venlo), dauwaanslag: dauw aanslaag (Venlo) Het tijdens de rijping op druiven, pruimen, appelen, etc. ontstane laagje dat de glans verdoft en aan de vruchten een frisse aanblik geeft (dauw, loom, dons, was). [N 82 (1981)] I-7