e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doorn, stekel doorn: daoren (Venlo), doare (Venlo), doorn (mv.): dör (Venlo, ... ), døͅr (Venlo), doorns: deurens (Venlo), dörəs (Venlo) doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: doorenkroeen (Venlo) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3
doornhaag doornenheg: däörehe(g)k (Venlo), dø̜̄rǝhęk (Venlo) doornhaag || Haag van haagdoorns of andere doornstruiken. [A 25, 4a; R I, 46; Vld.; monogr.] I-8, III-2-1
doornstruik doornenstruik: doarestrōēk (Venlo) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
doorputten doorputten: dōrpøtǝ (Venlo), putten: pøtǝ (Venlo) Naaien met de putsteek. Zo goed als onzichtbaar doornaaien. De putsteek wordt gebruikt om kanten meerdere vastheid te geven en twee of meer stoflagen op elkaar te verbinden. Het is een zeer klein gestoken achtersteekje (Gerritse, pag. 41). [N 59, 61; N 59, 58; N 59, 55] II-7
doorregen doorregen: doorraege (Venlo), doorreeje (Venlo) doorregen (spek) III-2-3
doorschieter doorgewassen struik: dø̜rgǝwasǝ struk (Venlo) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslaan steek inslaan: stēk enslǭn (Venlo) Het aangeven van de lijnen met een dubbele draad of door middel van een doorslagsteek. [N 59, 51a; N 62, 6] II-7
doorslag, drevel drijver: drī.vǝr (Venlo) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.] II-9
dopeling dopeling: duipeling (Venlo) de dopeling, het doopkind [N 96D (1989)] III-2-2