e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druipen van de regen druipen: hê droop van den rêgen (Venlo, ... ), (u lang).  hê druup van den rêgen (Venlo, ... ), druppen: drupen (Venlo) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Venlo), tros druiven: meer  tros droeve (Venlo) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk druk: drök (Venlo) druk III-1-4
druk heen en weer lopen bijzen: bīēze (Venlo), drentelen: drentele (Venlo), op en neer dazen: op en neer daze (Venlo), rondbijzen: róndbièze (Venlo) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druk praten druk maken: zig drök máákə (Venlo), druktemaker (zn.): dröktemaeker (Venlo), laweit: leweit (Venlo) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken drukken: drökke (Venlo, ... ), drökkə (Venlo), duwen: douwe (Venlo, ... ) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukknoop luiwijverknoop: luiwièverknoup (Venlo) vrijgezellenknoop III-1-3
drukknoop? steekknoop: staekknoup (Venlo) oude uniformknoop III-1-3
drukte maken druk leven: drök laeve (Venlo), leven maken: laeve make (Venlo), omstand maken: umstànt máákə (Venlo), spatsen maken: cf. VD s.v. spats a. drukte; b. lol  spàtsə máákə (Venlo) drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || lawaai maken III-1-4
drukte, gedoe ambras: ambras (Venlo), gedoens: gedeuns (Venlo), gedoons (Venlo), omstand: umstand (Venlo), umstànt (Venlo), strubbel: verouderd woord  stroebel (Venlo), troebel: troebel (Venlo), trubbel: tröbbel (Venlo), tröbbəl (Venlo) drukte || drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)] || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)] III-1-4