e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebit gebit: gaaf gebit (Venlo, ... ), gebit (Venlo, ... ), gief gebit (Venlo) Een gaaf gebit, het gebit van de oude man is nog heelemaal gaaf. [DC 14 (1946)] || gebit [N 10a (1961)] III-1-1
geboorte aanzet: ānzet (Venlo) De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.] II-9
geboortefeest geboortekoffie: gəbōͅrtəkoͅfi (Venlo), kindjeskermis: kiendjeskermis (Venlo), kindjeskoffie: kiendjes koffie (Venlo), kiendjeskoffie (Venlo) De feestelijke koffiemaaltijd die de kraamvrouw na de kerkgang thuis hield met de vrouwen uit de buurt [kindjeskoffie, kindjeskermis?]. [N 96B (1989)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)] III-3-2
geboortefeest: doopsuiker suikerkeurtjes: sokərkø͂ͅrkəs (Venlo) Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
geboorteomhulsel van een veulen net: net (Venlo) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
geboren worden afkomen: het zal dees week wel -  aafkómme (Venlo), geboren werden: gebaore waere (Venlo, ... ), gəbaorə wèrə (Venlo) geboren (worden) || geboren worden || Geboren worden (jong zijn). [N 84 (1981)] III-2-2
gebreide kous breikous: breikous (Venlo) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebrekkig gebrekkig: gebrekkig (Venlo) gebrekkig [SGV (1914)] III-1-2
gebrekkig spreken stamelen: stramele (Venlo), stáámələ (Venlo), stotteren: stottere (Venlo), stótərə (Venlo), stramelen: stramele (Venlo, ... ) gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] || getatewaal (gebrekkig spreken) [SGV (1914)] III-3-1
gebruik bruik: broek (Venlo), broèk (Venlo), gebruik: gebroeek (Venlo), gebrōēk (Venlo), gəbrūk (Venlo), Hièringschelle [op Aswoensdag (in gezelschap) haringsla eten] is ein ald -.  gebroèk (Venlo), gewoonte: gewuuente (Venlo), mode: moeede (Venlo) Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] || gebruik [SGV (1914)] || Gebruik, gewoonte. || Gewoonte, gebruikt. III-3-2