e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kandelaar kaarsenhouder: kersenhalder (Venlo), kaarsenluchter: kerseluchter (Venlo), luchter: løxtər (Venlo) Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)] || kandelaar || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kandelaar op het altaar kaarsenluchter: kerseluchters (Venlo, ... ), kandelaar: kandelaers (Venlo) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kandijsuiker borstsuiker: borssókker (Venlo), klontjes: kluntjes (Venlo) bruine kandijbrokken || kandij III-2-3
kaneel kaneel: kenièl (Venlo), pijpje kaneel: piepke kenièl (Venlo) kaneel || pijpje kaneel III-2-3
kans geluk: geløͅk (Venlo), kans: gōi kans (Venlo), kans (Venlo, ... ), kans make (Venlo) De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4, III-3-2
kant kant: kant (Venlo) Fijn, licht weefsel van linnen, garen, zijde, ook goud- of zilverdraad met opengewerkte patronen en opgelegde tekeningen, dat tot versiering van randen en boorden en als tussenzetsel dient (Van Dale, pag. 1281). Men kent Brusselse, Mechelse, Brugse enz. kant. Verder onderscheidt men echte en nagemaakte, valse kanten en machinale, met een machine vervaardigde kant. Men gebruikt kant voor witte schorten, kussenslopen, voor kleren (Q 121c), gordijnen en ondergoed (Q 99*), en voor lakens (P 219, meestal machinale kant). [N 62, 81a; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7
kantbeitel beitel: hak˱bęjtǝl (Venlo), kantbeitel: kant˱bęjtǝl (Venlo), kapbeitel: kap˱bęjtǝl (Venlo) Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.] II-12
kantelaaf neggekant: nɛgǝnkant (Venlo) De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.] II-9
kanthout refelhoutje: ręjfǝlhø̜ltjǝ (Venlo) Het langwerpig stuk hout, met inkepingen aan beide uiteinden, gebruikt om een siernaad aan te brengen langs de kant van het leer. Zie afb. 78. [N 36, 34; N 36, 33; N 36, 32; Li 1963, 34] II-10
kantongerecht kantongerecht: kantongerech (Venlo), kántóngərèg (Venlo) het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)] III-3-1