e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met vuur spelen vinken: vinke (Venlo) Met vuurtje spelen. III-3-2
metaalbeugelzaag ijzerzaag: īzǝrzāx (Venlo) Handzaag voor metaal waarbij het blad in een ijzeren beugel is gespannen. Zie ook afb. 136. [N 33, 250; N 33, 330; N 53, 10; N 64, 2a-b; monogr.] II-11
metalen broeibak broeikuip: br ̇ø̜̄jkȳ.p (Venlo) De metalen bak waarin heet water wordt gegoten. In dit water wordt het varken geheel ondergedompeld om de haren los te weken. [N 28, 21; Veldeke 37, 36] II-1
metalen deel van de mathaak pik: pek (Venlo) De licht gebogen ijzeren tand van de mathaak. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 72b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
metalen scheplepel voerschotel: vōrsxōtǝl (Venlo) Lepel van metaal om varkensvoer mee op te scheppen. [N 18, 132; monogr.] I-12
metalen tongetjes memmen: męmǝ(n) (Venlo) De onregelmatigheden aan de snijkant van de zeis, uitstulpingen in de vorm van metalen tongetjes of lipjes, die kunnen ontstaan bij ondeskundig haren. Het lemma bevat meervouden en enkelvouden. [N 18, 90; monogr.] I-3
metalen uiteinde van een schoenveter maaltje: WNT: maal (V), verg. Maal (IV). Teeken om het einde van iets aan te duiden.  maölke (Venlo), malie: cfr. WNT: malie (I), bet. 2.b): ringetje, oogje aan een schoen, waardoor de veter wordt gehaald; elders: het kleine metalen buisje waarin het uiteinde van een veter is vastgemaakt.  malie (Venlo) metalen uiteinde van een schoenveter [malie] [N 24 (1964)] III-1-3
metselaar metselaar: mętsǝlēr (Venlo), mɛtsǝlē̜r (Venlo) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mętsǝlǝ (Venlo), mɛtsǝlǝ (Venlo) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselzand scherpe zand: sxɛrǝpǝ zant (Venlo) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9