e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slekken slekken: slɛkǝ (Venlo) Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d] I-13
slenteren batteren: battere (Venlo), slenteren: slentere (Venlo, ... ), sloffen: slóffe (Venlo) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)] || lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen slepen: ? sleipe (Venlo), sleipe (Venlo, ... ), sleipə (Venlo), slijpe (Venlo), slidderen: #NAME?  sliddere (Venlo) slepen (ww) [SGV (1914)] || Slepen: iets zo voorttrekken dat het over of langs iets glijdt (slepen, staarten). [N 84 (1981)] III-1-2
sleutel sleutel: sleutel (Venlo) Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
sleutelbloem koekenbloemetje: minder algemeen  kookəbleumkə (Venlo), koekensbloemetje: zo noemde mijn moeder ze  kokesblumkes (Venlo), primula: -  primula (Venlo, ... ), thans  primula (Venlo), sleutelbloem: -  sleutəlbloom (Venlo) sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos bos met sleutels: bos met sleutels (Venlo), bos sleutels: bös sleutels (Venlo), sleutelring: sleutelrink (Venlo) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
sleutelplaat sleutelplaatje: slø̄tǝlplē̜tjǝ (Venlo) Metalen dekplaat die over een sleutelgat wordt bevestigd. In de plaat is een opening aangebracht, waardoor men de baard van de sleutel in het slot kan steken. Zie ook afb. 162. [N 54, 107b] II-12
slib, rivierbodem leem: #NAME?  leim (Venlo), modder: modder (Venlo), módder (Venlo), móddər (Venlo), schlamm (du.): slám (Venlo), slib: slib (Venlo), slip (Venlo, ... ), slijk: slîêk (Venlo) slib [SGV (1914)] || slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)] III-4-4
sliepuit sliepuit: sliep oet (Venlo, ... ), slièp oèt (Venlo), slièpoèt (Venlo), slīp ūt (Venlo), (klemtoon op slȉp).  slīēp ōēt (Venlo), sliepuit, sliepuit: sliep oet, sliep oet (Venlo), slie‧p oet-slie‧p oet of wáá (Venlo), slie‧p oët, slie‧p oët (Venlo), sliêp oêt-sliêp oêt (Venlo), wa, wa: wa wa (Venlo) Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || Sliepuit. || Uitjouwen door kinderen onder elkaar. || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slijkvanger slijkplaatje: slīkplǭtjǝ (Venlo), slijkvanger: slīk˱vaŋǝr (Venlo) Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e] II-11