18153 |
dokteren |
dokteren:
doktere (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24862 |
dolle kervel |
dolle kelver:
dǫlǝ kęlǝvǝr (L210p Venray),
dolle kervel:
dǫlǝ kē̜rǝvǝl (L210p Venray),
kervel:
kęrvǝl (L210p Venray),
-
kervel (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || dolle kervel (Chaerophyllum temulum L.) [DC 60a (1985)]
I-5, III-4-3
|
18983 |
dom |
dom:
dom (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
simpel:
simpel (L210p Venray),
stom:
stòm (L210p Venray),
stôm (L210p Venray)
|
dom || Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-3
|
23551 |
domine salvam fac reginam nostram |
ter ere van de koningin:
ter iere van de koningin (L210p Venray)
|
Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22409 |
domino |
domino:
domino (L210p Venray),
dōminō (L210p Venray)
|
Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18799 |
domme man |
klotskop:
klotskop (L210p Venray),
stommerik:
stommerik (L210p Venray),
stòmmerik (L210p Venray),
uilskuiken:
uulskuk (L210p Venray)
|
een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] || stom iemand, grote stommerik || uilskuiken, dommerik
III-1-4
|
18800 |
domme vrouw |
domme gans:
dòmme gâns (L210p Venray),
doos:
doeës (L210p Venray)
|
dom vrouwspersoon || een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
dompelen:
dompele (L210p Venray, ...
L210p Venray),
dopen:
deupe (L210p Venray),
onderduwen:
oonder dòwwe (L210p Venray),
ônder dōwe (L210p Venray)
|
dompelen [SGV (1914)], [SGV (1914)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
24310 |
donderbeestje |
hommelbeestje:
hòmmelbieësje (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
donderbeestje || donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)]
III-4-2
|
25120 |
donderen |
donderen:
dondere (L210p Venray),
donderen (L210p Venray),
hommelen:
homələ (L210p Venray),
Opm. synoniem J.V.: doondere/dòndere.
hòmmele (L210p Venray)
|
donderen [SGV (1914)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] || donderen, onweren
III-4-4
|