25122 |
donderslag |
donderslag:
(mv.: dònderslaeg).
dònderslág (L210p Venray),
harde, een:
ene harde (L210p Venray),
naar donderslag
ene harde (onweer) (L210p Venray),
hommelslag:
(meervoud: hòmmelslaeg).
hòmmelslág (L210p Venray),
slag:
⁄ne slág (L210p Venray)
|
donderslag || een hevige slag [klawats, klavets, klavans] [N 91 (1982)] || hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25121 |
donderwolk |
donderkoppen:
donderkoppen (L210p Venray),
Nb. Het dakje (vertaald in u) is t teken voor eu van freule, maar dan kort .
dondərkøp (L210p Venray),
schoerenlucht:
schoere lôcht (L210p Venray)
|
lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25118 |
donderx |
donder:
donder (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
doonder (L210p Venray),
Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).
dònder (L210p Venray),
hommel:
homəl (L210p Venray),
hòmmel (L210p Venray),
(dit is een synoniem voor doonder).
hòmmel (L210p Venray),
Nb. Zie opmerking bij vraag 12 n.a.v. de oo.
homəl (L210p Venray)
|
donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] || donder, onweer || onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25855 |
donker bier |
donker bier:
dǫŋkǝr bīr (L210p Venray)
|
Bier dat gebrouwen is uit donkere mout. Volgens de invuller uit Q 99 had dit bier een alcoholpercentage van 3,5 procent. [N 35, 96; monogr.]
II-2
|
25021 |
donker, duisterx |
donker:
donker (L210p Venray),
duister:
duuster (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
dŭŭster (L210p Venray),
düster (L210p Venray)
|
donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24138 |
dons, nestveren |
nesthaar:
naesthäör (L210p Venray),
nèst heur (L210p Venray)
|
het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20324 |
dood (bn.) |
afgelopen:
⁄t is áfgeloeëpe (L210p Venray),
dood:
doeued (L210p Venray),
doeëd (L210p Venray),
doj (L210p Venray),
dood (L210p Venray),
dooud (L210p Venray),
dôet (L210p Venray),
met een hoedje op de o
dōt (L210p Venray),
gedaan:
gedaon (L210p Venray)
|
de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood (bn) || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20325 |
dood (zn.) |
dood:
doeëd (L210p Venray)
|
de dood (zn.)
III-2-2
|
20433 |
doodgraver |
dodendraver:
J(onger) V(enraays)
doeëjedraver (L210p Venray),
dodengraver:
dojjegraever (L210p Venray),
doodsgraver:
dódsgraver (L210p Venray)
|
doodgraver || grafdelver
III-2-2
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
dodskiest (L210p Venray, ...
L210p Venray),
doeͅdskiest (L210p Venray),
dódskiest (L210p Venray),
kist:
kiest (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
doodskist || Doodskist. || doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)]
III-2-2, III-3-3
|