23205 |
doopvont |
doopvont:
doeepvont (L210p Venray, ...
L210p Venray),
doepvoont (L210p Venray),
dooupvint (L210p Venray),
duupvoont (L210p Venray),
duəpfunt (L210p Venray)
|
doopvont [RND], [SGV (1914)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23387 |
doopwater |
doopwater:
duupwater (L210p Venray),
vontwater:
fintwater (L210p Venray),
vintwater (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17968 |
door een staand gewas lopen |
spolken:
spolke (L210p Venray),
waden:
waaie (L210p Venray),
waaje (L210p Venray)
|
lopen: Door een staand gewas lopen (spolken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25059 |
door elkaar, verward |
dooreen:
dĕŭrèn (L210p Venray),
durên (L210p Venray),
ongelijk:
ôngeliek (L210p Venray)
|
dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20860 |
doorbakken |
doorbakken:
durbákke (L210p Venray)
|
doorbakken
III-2-3
|
26790 |
doorbreken van de bulten |
doorbreken:
dø̜rbrē̜kǝ (L210p Venray)
|
Op een gegeven moment breken de bulten door en loopt de veenkuil waar men aan het steken is vol water. [I, 49]
II-4
|
18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkendaagse kleren:
`s werkendaagse klieër (L210p Venray),
`s werkendagse klier (L210p Venray),
swerkendagse klīēr (L210p Venray),
werkendaagse kleren:
werkendaagse klier (L210p Venray),
werkendaagse kliêr (L210p Venray),
werkendagse klier (L210p Venray, ...
L210p Venray),
werkendaagsgerei:
werkedags grei (L210p Venray)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23468 |
doordeweekse mis |
weekse mis:
weekse mis (L210p Venray)
|
Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
nat maken:
natmaake (L210p Venray)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24477 |
doorn, stekel |
doorns:
deŭrs (L210p Venray, ...
L210p Venray),
doͅrs (L210p Venray),
durs (L210p Venray, ...
L210p Venray),
dörs (L210p Venray)
|
doorn [SGV (1914)] || doorn, stekel || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|