21817 |
druk praten |
druk praten:
druk proate (L210p Venray),
leven maken:
laeve make (L210p Venray)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
duwen:
dōwe (L210p Venray),
dòwwe (L210p Venray)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19230 |
drukte maken |
kabaal maken:
kabaal maake (L210p Venray),
leven maken:
laeve make (L210p Venray)
|
drukte maken, veel moeite doen meestal op luidruchtige wijze [omstand maken, spatsen maken, statie maken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19274 |
drukte, gedoe |
ambras:
mar.: fr. embarras
ámbras (L210p Venray),
bohei (rh.):
behaej (L210p Venray),
gedoe:
gedoei (L210p Venray),
omstand:
d⁄n umstend (L210p Venray),
ravage:
revázzie (L210p Venray),
troebel:
cf. VD s.v. I. "troebel 2.
troebel (L210p Venray)
|
drukte || drukte, rompslomp || een overvloed van bezigheden, drukte [slemeur, trubbel, navegatie, begankenis, omstand, wiet] [N 85 (1981)] || gedoente [SGV (1914)] || opvallende bedrijvigheid
III-1-4
|
28660 |
druphoning |
lekhoning:
lɛkhoneŋ (L210p Venray)
|
Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.]
II-6
|
25133 |
druppel |
drup:
druup (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray),
(èù).
ennen dröp (L210p Venray),
druppel:
droppel (L210p Venray),
enne dröppel water (L210p Venray),
regendrup:
(verkleinwoord: raegendröpke; meervoud: raegendröp).
raegendrop (L210p Venray)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] || regendruppel
III-4-4
|
29953 |
dubbele pik |
pik:
pek (L210p Venray)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (L210p Venray),
doēf (L210p Venray),
dōēf (L210p Venray)
|
Duif [SGV (1914)] || Duif. || Wat is de gewone dialectbenaming van de duif in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21933 |
duif bleek met allerlei kleurschakeringen |
bonte, een -:
boonte (L210p Venray)
|
Hoe noemt men een duif bleek met allerlei kleurschakeringen (bont)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22160 |
duif die in de eerste prijzen valt |
kopduif:
kop dōēf (L210p Venray)
|
een duif die in de eerste prijzen valt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|