e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif met één of meer witte pennen sjek: sjek (Venray), witpen: ps. weet niet zeker of invuller dit als één antwoord bedoeld?!  witpen (Venray) Elke duif heeft bij de duivesporter in de regel een naam. Indien U hiervoor benamingen kent, die: afgeleid zijn van het ringnummer, geef hiervan dan een/enkele voorbeeld(en)? [N 93 (1983)] || Hoe noemt men een duif met één of meer witte pennen (wittepen, witteslag)? [N 93 (1983)] III-3-2
duif uit het eerste nest van het jaar vroeg jong: vroeg jong (Venray) Hoe heet een duif uit het eerste nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
duif uit het laatste nest van het jaar laat jong: laat jóng (Venray) Hoe heet een duif uit het laatste nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
duif uit het tweede nest van het jaar zomerjong: zómer jóng (Venray) Hoe heet een duif uit het tweede nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2
duif zeer donker met weinig kleurschakeringen griezel: griezel (Venray), zwarte, een -: zwarte (Venray) Hoe noemt men een duif zeer donker met weinig kleurschakeringen (zwart)? [N 93 (1983)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Venray, ... ) duif || Duif [SGV (1914)] III-4-1
duif, overige soorten blauwe: duif met blauwachtige kleur  blaowe (Venray), duivin  blaow (Venray), pauwenstaart: powwestárt (Venray), postduif: paosdoēf (Venray), veldkretser: die op de akker voedsel zoekt  veldkretser (Venray), witkop: witkop (Venray) duif, naar kleur || postduif || sierduif || veldduif III-4-1
duiken duiken: duke (Venray) Duiken. III-3-2
duiker duiker: duiker (Venray), duuker (Venray), romp: rŏŏmp (Venray) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim deurduim: dø̄rdum (Venray), duim: doem (Venray), toren: tūr (Venray) duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1