22445 |
eieren ophalen |
eieren ophalen:
eier ophale (L210p Venray)
|
Eieren ophalen in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20526 |
eierkoek |
eierkoek:
eierkoēk (L210p Venray),
eierkōēk (L210p Venray)
|
eierkoek; Hoe noemt U: Een zachte koek gebakken van fijn deeg, waarin eieren zijn gekneed (eierkoek, eierstruif, flets) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32555 |
eiermand |
eierkorf:
ęjǝrkø̜rf (L210p Venray)
|
Mand om eieren in te vervoeren. [N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
22738 |
eiertikken |
eieren tikken:
eier tikke (L210p Venray)
|
Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21780 |
eigendom |
dat is van mij:
geen bijzonder woord
dat is van mi-j (L210p Venray),
dat is van ons:
bij een echtpaar
dat is van oons (L210p Venray),
eigendom:
eigendom (L210p Venray)
|
de omstandigheid dat een zaak iemand toebehoort; het recht iets zijn eigen te noemen [eigendom, maagschap] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
22013 |
eigendomsbewijs van de ring |
eigendomsbewijs:
èggedomsbewies (L210p Venray)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: eigendomsbewijs van de ring? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24478 |
eik |
eik:
aek (L210p Venray),
eikenboom:
aekenboeëm (L210p Venray),
ɛi̯kəmbuəm (L210p Venray),
-
eikeboe:m (L210p Venray)
|
eik [DC 04 (1936)], [RND] || eikeboom
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
aekel (L210p Venray),
eikels (L210p Venray, ...
L210p Venray),
ɛ:kəls (L210p Venray)
|
eikel || eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
24685 |
eikenbosje |
eikenstruik:
aekestroek (L210p Venray)
|
eikenstruik
III-4-3
|
26146 |
einde, wiek |
roede:
roede (L210p Venray)
|
Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c]
II-3
|